Cao-lonen in 2015 met 1,4 procent gestegen
Naar bedrijfstak was de cao-loonstijging het hoogst in het onderwijs en bij waterbedrijven & afvalbeheer: 2,6 procent. De geringste toename gold voor de werknemers in de energievoorziening (0,8%) en de financiële dienstverlening (0,7%).
De contractuele loonkostenstijging (lonen en werkgeverspremies) ligt sinds begin 2015 onder die van de cao-lonen en komt in 2015 uit op 0,5 procent. Dit komt vooral doordat werkgevers minder hoeven bij te dragen aan diverse premies, waaronder die voor pensioen en WW.
Cao-lonen bij de overheid stijgen harder dan in particuliere sector
Vergeleken met de particuliere en de gesubsidieerde sector, waar de lonen met respectievelijk 1,3 en 1,1 procent toenamen, stegen de lonen bij de overheid sterker, namelijk 2,3 procent. In dit percentage zijn de loonafspraken voor 2015 verwerkt die voortvloeien uit het afgelopen zomer afgesloten Centraal Akkoord. De cao Politie, die nog niet definitief is, is buiten beschouwing gebleven.
Inhaaleffect bij cao-lonen overheid
Bij de overheid is sprake van een inhaaleffect. Bekeken over de laatste vijf jaar is de stijging van de cao-lonen daar 4,1 procent geweest, terwijl die bij zowel de particuliere als de gesubsidieerde sector rond de 6,5 procent lag. Binnen de overheid is er dan nog een verschil tussen de ambtenarencao’s die onder het Centraal Akkoord vallen (rijksambtenaren, onderwijzers, politiepersoneel, militairen en medewerkers van de rechterlijke macht) en die welke daarbuiten vallen. Het gaat dan bijvoorbeeld om cao’s voor medewerkers van gemeenten en waterschappen.
Bij de overheidscao’s die buiten het Centraal Akkoord vallen, is de stijging in de afgelopen vijf jaar hoger geweest. Met 5,7 procent komt die dichter in de buurt van de toename in de particuliere sector (6,5 procent). Ter vergelijking: de cao’s die onder het Centraal Akkoord tot stand kwamen, kennen een stijging van 3,3 procent.
Cao-lonen nu boven inflatie
Tot halverwege 2014 lag de cao-loonstijging onder de inflatie, maar sinds het derde kwartaal van 2014 erboven. In 2015 was de cao-loonstijging ruim tweemaal zo groot als de inflatie (0,6 %). Vorige week meldde CBS al dat de reële lonen over de periode 2010-2014 licht daalden. De reële lonen zijn gecorrigeerd voor de inflatie. In de genoemde periode bleef de reële loonstijging achter bij de stijging van de arbeidsproductiviteit.
Op basis van de eerste drie kwartalen laat 2015 voor het eerst weer een stijging zien van de reële lonen. De stijging (2,5 procent) houdt verband met het feit dat de cao-loonstijging sinds de tweede helft van 2014 boven de inflatie ligt.
In de regel is er een verschil tussen de cao-loonstijging en de loonontwikkeling per gewerkt uur. Die laatste wordt ook beïnvloed door bijvoorbeeld promoties, ontslagen en benoemingen. Verder valt niet iedere werknemer onder een cao. Ongeveer 1 op de 5 werknemers valt daar niet onder.