Bv claimde ten onrechte afdrachtvermindering onderwijs
Reeds hierom komt de bv geen beroep op de afdrachtvermindering van artikel 14, lid 1, aanhef en onderdeel a, Wva toe, oordeelt de Rechtbank. Daarbij komt dat de bv niet aannemelijk heeft gemaakt dat feitelijk sprake is geweest van beroepspraktijkvorming. Dat de bv stelt geen stukken ter onderbouwing te kunnen overleggen in verband met een reorganisatie dient voor haar rekening te blijven. De bewijslast voor het recht op afdrachtvermindering rust immers op de inhoudingsplichtige die daarop aanspraak maakt.
Verder verwerpt de Rechtbank het door de bv gedane beroep op het vertrouwensbeginsel. Uit het feit dat bij een zustermaatschappij de geclaimde afdrachtvermindering wel is goedgekeurd kan de bv niet zonder meer het vertrouwen ontlenen dat bij haar de geclaimde afdrachtvermindering eveneens zal worden goedgekeurd door de Inspecteur. Dit mede gelet op het feit dat bij de zustermaatschappij sprake was van een andere onderwijsinstelling en andere opleidingen dan in het onderhavige geval. De Rechtbank ziet geen reden om de aan de bv opgelegde boete te matigen, behoudens een vermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn. Er is geen sprake van een pleitbaar standpunt.
(Bron: Fiscanet)