Btw-heffing over vergoeding van Natuurmonumenten

Onlangs heeft de Hoge Raad een uitspraak van Gerechtshof Amsterdam bevestigd over de btw-heffing over een ontvangen vergoeding van Natuurmonumenten. Het Hof had in 2015 geoordeeld dat uit de gebruiksovereenkomst tussen de agrariër en de Vereniging Natuurmonumenten volgt dat de ondernemer prestaties verricht aan Natuurmonumenten.

Deze prestaties bestaan uit het beheren van graslanden, rietlanden en wateren die toebehoren aan Natuurmonumenten en dienen te worden uitgevoerd op een overeengekomen wijze en tegen een overeengekomen vergoeding. Natuurmonumenten is de verbruikster van de prestaties die de agrarische ondernemer aan haar verricht. Daarom is die prestatie ook belast met omzetbelasting.

Het Hof is het ook niet eens met de stelling van de ondernemer dat sprake zou zijn van een onbelaste (schade)vergoeding voor het gemis aan  inkomsten door de beperkingen die zijn opgelegd voor het gebruik van de gronden. Deze beperkingen, met name ten aanzien van de bemesting, verminderen volgens het Hof weliswaar de opbrengst van de gronden maar omdat deze gronden aan belanghebbende ‘om niet’ ter beschikking worden gesteld, kan niet worden gezegd dat de ondernemer hierdoor schade ondervindt. Volgens het Hof is het eerder zo dat de terbeschikkingstelling van de gronden zou kunnen worden aangemerkt als een vergoeding voor de beheerprestaties van belanghebbende, naast de daarvoor toegekende vergoeding. Al met al komt het Hof dus tot de conclusie dat voor de omzetbelasting sprake is van belastbare prestaties van belanghebbende aan Natuurmonumenten en dat daarover dus terecht omzetbelasting wordt nageheven bij de agrariër.

De Hoge Raad heeft op 14 juli 2017 het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

 

(Bron: Flynth)

Gerelateerde artikelen