Btw-aftrek voor vereniging die collectieve juridische acties voert?
Een vereniging heeft als kerndoel het behartigen van belangen van effectenbezitters. Zij voert op eigen initiatief collectieve juridische acties tegen bedrijven die volgens haar schade hebben toegebracht aan de belangen van beleggers. De vereniging ontvangt hiervoor geen vergoeding van de getroffen beleggers. De vereniging zorgt in voorkomende gevallen op verzoek van aangesproken bedrijven voor de afwikkeling van schikkingen en ontvangt daarvoor vergoedingen van de bedrijven. In geschil is of de vereniging recht heeft op aftrek van omzetbelasting die in rekening is gebracht ter zake van de kosten van de collectieve juridische acties.
Anders dan Rechtbank Den Haag oordeelt Hof Den Haag dat de verrichtingen van de vereniging, bestaande in het initiëren en het voeren van de collectieve juridische acties, als economische activiteiten kwalificeren. De vereniging heeft daarom recht op aftrek van de voorbelasting. Tegen dit oordeel heeft de staatssecretaris cassatieberoep ingesteld.
A-G Ettema concludeert dat het voeren van de collectieve juridische acties geen belastbare handeling is voor de omzetbelasting, omdat een bezwarende titel ontbreekt. Tussen de vereniging en de aangesproken bedrijven bestaat geen rechtsbetrekking op basis waarvan de vereniging zich jegens die bedrijven verbindt tegen vergoeding collectieve juridische acties te voeren. Een andersluidende conclusie komt de A-G ook vreemd voor. Welk bedrijf betaalt een ander een vergoeding om een juridische procedure tegen hem te starten? A-G Ettema acht het echter niet uitgesloten dat de vereniging, naast deze niet-economische activiteit, economische activiteiten verricht. Zij ontvangt bij succes immers omvangrijke ‘schikkingsvergoedingen’ die contractueel zijn overeengekomen.
Een verwijzingshof zal zich moeten buigen over de vraag of de vereniging met haar ‘schikkingsactiviteiten’ economische activiteiten verricht en, zo ja, of sprake is van belaste handelingen. Bij bevestigende beantwoording van die laatste vraag, zal opnieuw de vraag moeten worden beantwoord of en in hoeverre recht op aftrek van voorbelasting bestaat.
(Bron: Fiscanet)