Boekjaarwijziging voor incidenteel fiscaal voordeel leidt niet tot vernietiging navorderingsaanslag

Een boekjaarwijziging om een incidenteel fiscaal voordeel te behalen leidt niet tot vernietiging van een navorderingsaanslag. In hoger beroep heeft Gerechthof Amsterdam een eerdere uitspraak van Rechtbank Noord-Holland bevestigd.

Een bv heeft op 28 november 2003 haar boekjaar gewijzigd waardoor een lang boekjaar 2003/2004 ontstond en geen boekjaar 2004. Volgens de Inspecteur heeft de wijziging plaatsgevonden om een incidenteel fiscaal voordeel te behalen. Hij heeft daarom een navorderingsaanslag vpb 2004 opgelegd.

Dat achtte Rechtbank Noord-Holland terecht. Voorts heeft de Rechtbank geoordeeld dat de bewijslast terecht is omgekeerd omdat de bv, ondanks dat zij daartoe was uitgenodigd, geen aangiften vpb 2004, 2005 en 2007 heeft gedaan binnen de daarvoor gestelde termijnen. De Inspecteur heeft voor die jaren ambtshalve aanslagen vastgesteld. De pas in bezwaar naar aanleiding van deze aanslagen ingediende aangiftebiljetten kunnen niet worden aangemerkt als de vereiste aangiften.

Verder oordeelde de Rechtbank dat de Inspecteur terecht het standpunt heeft ingenomen dat in de onderhavige jaren geen dotaties aan de herinvesteringsreserve (HIR) kunnen plaatsvinden, aangezien de  bv niet aannemelijk heeft gemaakt (2006) dan wel heeft doen blijken (2004, 2005, 2007) dat zij een herinvesteringsvoornemen had. Ten slotte heeft de Rechtbank geoordeeld dat de Inspecteur terecht een correctie van € 2.460.000 heeft aangebracht op het in de aangifte voor het jaar 2005 opgevoerde verlies op een vordering.

De bv heeft hoger beroep ingesteld. Hof Amsterdam oordeelt dat de Rechtbank bij zijn beslissingen over de onderscheiden geschilpunten (telkens) is uitgegaan van het juiste juridische toetsingskader. Daarbij gaat het Hof ervan uit dat de Rechtbank, wat het eerste geschilpunt betreft, ervan is uitgegaan – zij het impliciet – dat een boekjaarwijziging evenmin als andere wijzigingen in een stelsel van winstberekening kan worden aanvaard indien aannemelijk is dat die wijziging is gericht op het behalen van een incidenteel fiscaal voordeel. De bv heeft in hoger beroep niets aangevoerd dat het Hof aanleiding geeft om tot een andere beoordeling van de bewijsmiddelen te komen dan de Rechtbank. Het hoger beroep is ongegrond.

 

(Bron: Fiscanet)

Gerelateerde artikelen