Blog: Ook bij vrijspraak kan de Bibop-procedure doorgaan

Financiële strafzaken die verband houden met verdachten in branches als vastgoed en horeca, leiden geregeld tot Bibob-problematiek. Een strafrechtelijke verdenking kan voor bestuursorganen, zoals gemeenten, volstaan om allerhande vergunningen niet te verlenen, te verlengen of in te trekken. Maar na een vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR) kan de strafzaak niet langer ten grondslag liggen aan zo’n beslissing. Hoe zit dat met strafzaken waarin het OM niet-ontvankelijk wordt verklaard? Of waarin het OM besluit om af te doen met een (beleids-)sepot?
Bij een Bibob-procedure spelen geregeld omvangrijke financiële belangen. Het niet krijgen van een vergunning kan daardoor gevolgen hebben die de impact van een strafzaak doen verbleken. De vanzelfsprekendheid om in een strafzaak, waarin zich aanzienlijke vormverzuimen hebben voorgedaan, de niet-ontvankelijkheid te bepleiten, ontbreekt dus in strafzaken met een Bibob-belang.
Een beschikking weigeren of intrekken
Een bestuursorgaan kan weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een al gegeven beschikking intrekken. Dit is mogelijk bij ernstig gevaar dat de beschikking zal worden gebruikt om voordelen uit gepleegde strafbare feiten te verkrijgen en te benutten, of juist om strafbare feiten te plegen. De mate van gevaar kan bijvoorbeeld worden bepaald aan de hand van de aard van de verdenkingen.
Maar als een rechter concludeert dat geen sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs of dat er geen strafbare feiten in het geding is, is er ook geen sprake van een vermoeden van ernstig gevaar voor misbruik van een vergunning. Maar dat betekent niet vanzelfsprekend dat ook de Bibop-procedure eindigt. Of dat gebeurt hangt af van het verloop van een strafzaak.
Zonder inhoudelijke toets
Strafzaken kunnen ook zonder oplegging van een straf eindigen zonder dat daar een inhoudelijke toets door een rechter aan ten grondslag ligt. Denk aan de situaties waarin de dagvaarding nietig wordt verklaard, de rechter zich onbevoegd heeft verklaard of de vervolging wordt geschorst. Deze zaken kunnen echter opnieuw of verder worden vervolgd.
De praktijk leert dat het OM hier geregeld vanaf ziet. In deze gevallen blijft een inhoudelijk oordeel van de verdenking door een rechter uit. Ondanks dat een verdenking dan dus niet wordt vervolgd, kan een bestuursorgaan deze verdenking ten grondslag leggen aan het vermoeden dat sprake is van ernstig gevaar dat de beschikking wordt misbruikt voor criminele doeleinden.
Bibob-problemen blijven bestaan
Als een strafzaak eindigt met het oordeel van de rechter dat het OM niet-ontvankelijk is in zijn vervolging, heeft de rechter evenmin de verdenking inhoudelijk beoordeeld. Het strafrechtelijk onderzoek blijft dan immers steken bij ‘de derde vraag’ van artikel 348 Sv. Een nieuwe vervolging is dan echter niet mogelijk. Toch blijven ook bij zo’n niet-ontvankelijkheid de ‘Bibob-problemen’ bestaan.
Jurisprudentie laat zien dat als het OM in een strafzaak niet-ontvankelijk wordt verklaard, de beschuldiging toch betrokken kan worden in de besluitvorming voor de Wet Bibob. Een bestuursorgaan kan nog steeds oordelen dat een vergunning een gevaar kan vormen.
Rechterlijke beslissing
Slechts na een rechterlijke beslissing, na een inhoudelijke toetsing van de verdenking, kan een verdenking niet langer ten grondslag worden gelegd aan de vaststelling van de mate van gevaar. Een sepotbeslissing is geen rechterlijke uitspraak maar een besluit van het OM om een zaak niet (verder) te vervolgen. Als het OM een strafzaak seponeert omdat iemand ten onrechte als verdachte is aangemerkt of als uit het strafrechtelijk onderzoek blijkt dat er onvoldoende bewijs is tegen een verdachte, dan wel vanwege een schulduitsluitingsgrond of rechtvaardigingsgrond de dader niet strafbaar is (‘technisch sepot’), zal een bestuursorgaan niet snel de mate van gevaar vaststellen op basis van de verdenking waarop het sepot betrekking heeft.
Toepassen van beleidssepot
Naast dat op grond van het strafrechtelijk onderzoek het OM concludeert dat niet (verder) vervolgd kan worden of een veroordeling niet haalbaar is, kan het OM ook om andere redenen besluiten dat een vervolging niet wordt voorgezet. Als een vervolging weliswaar technisch mogelijk is, maar op gronden aan het algemeen belang ontleend onwenselijk is, dan wordt een ‘beleidssepot’ toegepast. Een bestuursorgaan kan alsdan het vermoeden van ernstig gevaar blijven baseren op een in een strafrechtelijk onderzoek opgekomen verdenking die na een beleidssepot strafrechtelijk niet verder wordt vervolgd.
In samenspraak tussen advocaat en verdachte moet een afweging worden gemaakt tussen de getaxeerde impact van een oordeel van de strafrechter (‘wat zal het vonnis zijn?’) en die van een geweigerde vergunning (‘wat kost mij dat?’). Het bepleiten van een nietigheid van de dagvaarding, de onbevoegdheid van de rechter of een niet-ontvankelijkheid van het OM of het accepteren van een beleidssepot is geen veilig alternatief. Immers, de vergunningverlening blijft in de gevarenzone. Het gewijzigd krijgen van een beleidssepot in een sepot waar minder snel een mate van gevaar op kan worden gebaseerd, betekent in de regel dat de strafzaak toch moet worden voorgelegd aan de strafrechter.