Bij oninbare vorderingen dient verzoek om btw-teruggaaf tijdig te worden ingediend
Nieuwe regeling
Per 1 januari 2017 geldt dat een teruggaafverzoek via de btw-aangifte moet worden gedaan uiterlijk na 1 jaar na opeisbaarheid van de vordering. Het is voldoende dat op dat moment niet is betaald, er hoeft dan niet meer aangetoond te worden dat niet zal worden betaald. Wanneer de vordering later toch wordt voldaan, is deze btw weer verschuldigd. Als al eerder vaststaat dat niet betaald zal worden, kan op dat moment de btw al worden teruggevraagd.
Het moet gaan om de aangifte over het tijdvak waarin het einde van de één-jaarstermijn valt. Een verzoek mag dus formeel niet in een later tijdvak worden gedaan.
Koopschuld wordt omgezet in een leenschuld
In sommige gevallen besluiten schuldenaar en schuldeiser om de vordering om te zetten in een lening. Dit wordt ook wel schuldvernieuwing genoemd. In beginsel is in dat geval sprake van betaling van de vordering. Een btw-teruggaafverzoek door de schuldeiser is dan niet meer mogelijk, ook niet als de lening later wordt terugbetaald.
Casus Hof Den Bosch
Belanghebbende, de schuldeiser verhuurt een pand aan een gelieerde ondernemer, de schuldenaar. Omdat de schuld opliep zijn partijen in april 2012 overeengekomen om de openstaande posten om te zetten in een rekening courant waarbij een rente van 5% wordt berekend. Schuldeiser verklaart vervolgens dat de vordering is betaald.
Deze omzetting van koopschuld in leenschuld was echter een papieren exercitie om aan de buitenwereld de schijn op te houden dat het allemaal goed ging. Ten tijde van deze omzetting stond namelijk al vast dat schuldenaar materieel failliet was. De lening wordt niet afgelost. In mei 2014 dient schuldeiser een verzoek om btw teruggaaf in, terwijl schuldeiser later in 2014 failliet gaat.
De Rechtbank oordeelde dat de omzettingsovereenkomst de kenmerken heeft van schuldvernieuwing, zodat de schuldeiser de huurvergoedingen heeft ontvangen. Er is betaald, zodat er voor dat deel geen teruggaaf aan schuldeiser kan worden verleend.
Andersluidend oordeel Hof
Het Hof negeert de omzettingsovereenkomst. Zij stelt vast dat er geen derde te vinden zou zijn die in dezelfde situatie en onder dezelfde voorwaarden een lening aan schuldenaar zou verstrekken.
Toch baat dit schuldeiser niet. Hoewel er geen formele datum is waarvoor een verzoek moet zijn ingediend, anders dan het vaststaan dat niet betaald zal worden, oordeelt het Hof dat belanghebbende te laat is. Schuldeiser heeft enige beoordelingsvrijheid m.b.t. de vraag of redelijkerwijs kan worden aangenomen dat betaling door de schuldenaar achterwege zal blijven. In dit geval heeft schuldeiser deze beoordelingsvrijheid overschreden.
Ruim vóór 2014 is namelijk al komen vast te staan dat de vorderingen van, schuldeiser niet zouden worden betaald.
Belang voor de praktijk
Uit deze uitspraak volgt dat het zaak is om in geval van oninbare vorderingen tijdig een teruggaafverzoek in te dienen. Voor vorderingen ontstaan vóór 1 januari 2017 moet een btw-teruggaafverzoek worden ingediend op het moment dat er geen twijfel over bestaat dat de vordering niet zal worden betaald. In geval van vorderingen die zijn ontstaan vanaf 1 januari 2017 geldt in beginsel de één-jaarstermijn. Ook dan is dus nog steeds van belang dat het teruggaafverzoek in de juiste aangifte wordt gedaan.
Daarnaast is het raadzaam om in geval van schuldomzetting na te gaan of er een derde te vinden zou zijn geweest die bereid zou zijn geweest in dezelfde situatie en tegen dezelfde voorwaarden een lening aan te gaan. Is dat niet het geval, dan lijkt er niet snel sprake te zijn van schuldvernieuwing en blijft teruggaaf van btw mogelijk.
(Auteur: Maarten Jan Brouwer)
[Deze vaktechnische bijdrage is geleverd door Cervus, één van de leden van het Vaktechnisch DienstenCentrum van 't AccountantHuis.]