BFT haalt ook in hoger beroep bakzeil

Een accountant van een kantoor in Rijssen die jaarrekeningen samenstelde voor vastgoedbedrijven hoefde volgens het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) geen melding te doen bij FIU-NL omdat geen sprake was van ongebruikelijke transacties. De Accountantskamer oordeelde eerder al dat ze van de zeven betwiste transacties niet hoefde te veronderstellen dat het hier om witwassen ging.

De klacht was ingediend door het Bureau Financieel Toezicht (BFT) dat vond dat bij de transacties ongebruikelijk hoge courtages in rekening werden gebracht. Zo werd bij een vastgoedtransactie ter waarde van 290.000 euro een courtage van een ton berekend. De accountant had daar bij de tuchtrechter al tegenin gebracht dat de courtage niet over het bedrag van 290.000 euro berekend was, maar over een verwachte omzet van 10 miljoen euro. En in die verhouding vond ze het acceptabel. Ook opvallend was dat een van de partijen die de courtages opstreek een ondernemer uit Zwolle is die een celstraf kreeg voor het onttrekken van 3 ton uit de boedel van Marco Borsato's The Entertainment Group.

Bonafide

Volgens het College wordt niet betwist dat de zeven facturen bonafide waren. Dat het hier dus daadwerkelijk om betalingen tussen rechtspersonen ging in het kader van de verkoop van onroerende zaken. Ook is niet bestreden dat de courtages waren berekend over het totale project. Daarmee vervalt de stelling dat de bedragen niet in verhouding stonden tot de gefactureerde cijfers en dat dit een aanwijzing kon zijn voor witwassen. “Daaraan ligt namelijk de veronderstelling ten grondslag dat die betalingen betrekking hadden op courtage, waarmee volgens appellant wordt bedoeld de vergoeding, meestal bestaande uit een percentage van de verkoopprijs, die een makelaar ontvangt voor de inspanning tijdens de aan- of verkoop van de onroerende zaak. In dit geval moet echter worden aangenomen dat geen sprake was van zodanige courtage, maar van een ‘fee’ of commissie voor het aanbrengen van een onroerende zaak of voor het bemiddelen bij de verwerving ervan'', stelt het College in het vonnis.

Het BFT stelde ook dat het de accountant op had moeten vallen dat de betalingen rechtstreeks aan de bemiddelaar gedaan werden. Dergelijke transacties gaan normaal gesproken via een notaris. Volgens het College is dit niet door het BFT onderbouwd. Zonder die toelichting “valt voorshands niet in te zien dat betrokkene in het feit dat bedoelde betalingen rechtstreeks plaatsvonden een aanwijzing had moeten zien dat die transacties mogelijk verband zouden kunnen houden met witwassen''. Het beroep is ongegrond verklaard.

Lees ook:

[Door: Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle]

Gerelateerde artikelen