Bezwaar mogelijk tegen afwijzing verzoek om uitbreiding fiscale eenheid

Rechtbank Den Haag heeft een bezwaar tegen een afwijzing van een verzoek om uitbreiding van een fiscale eenheid ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Dit heeft Gerechtshof Den Haag in hoger beroep geoordeeld.

Een bv heeft op 22 oktober 2014 verzocht de fiscale eenheid omzetbelasting bedrijf A uit te breiden met een stichting. Dit verzoek is afgewezen bij besluit van 18 februari 2015, omdat volgens de Inspecteur niet is voldaan aan de verwevenheidseisen die in artikel 7, lid 4, Wet OB 1968 worden gesteld. Het tegen deze beslissing gemaakt bezwaar is ongegrond verklaard.

De bv heeft vervolgens beroep ingesteld bij Rechtbank Den Haag. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de Inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren. In hoger beroep is in geschil of dat terecht is.

Hof Den Haag oordeelt dat de bv slechts dan bezwaar kan maken tegen de afwijzing van het verzoek om uitbreiding van de fiscale eenheid, indien die afwijzing volgens de belastingwetgeving kwalificeert als een voor bezwaar vatbare beschikking. Zowel het verzoek om het aangaan van een fiscale eenheid als het verzoek om uitbreiding van een fiscale eenheid valt onder het toepassingsbereik van artikel 7, lid 4, Wet OB 1968 en geschiedt derhalve bij voor bezwaar vatbare beschikking. Een afwijzing van een dergelijk verzoek moet ingevolge artikel 1:3 Awb worden gelijkgesteld met de toewijzing daarvan. Dientengevolge vormt de afwijzing een voor bezwaar vatbare beschikking (vgl. HR 14 februari 2003, 38.238, ECLI:NL:HR:2003:AF4532).

De Rechtbank heeft de bv ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in het bezwaar, aldus het Hof. De zaak wordt teruggewezen naar de Rechtbank.

 

(Bron: Fiscanet)

Gerelateerde artikelen