Bezwaar echtgenoot tegen te lage WOZ-waarde ontvankelijk

27 september 2017

De echtgenoot van degene tot wie een waardebeschikking van de Wet WOZ is gericht, kan onder omstandigheden zelf bezwaar maken tegen die beschikking, zo heeft Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld.

Belanghebbende (X) en zijn echtgenote (B) zijn gezamenlijk eigenaar van een woning. De WOZ-waarde van de woning is voor het kalenderjaar 2015 vastgesteld op € 300.000. De WOZ-beschikking staat op naam van B en is aan B toegezonden. B heeft geen bezwaar gemaakt tegen de beschikking.

De Heffingsambtenaar heeft het bezwaar van X tegen de WOZ-beschikking niet-ontvankelijk verklaard, uitsluitend omdat X een hogere waarde heeft bepleit dan beschikt. In geschil is of de Heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, en zo dit niet geval is, of de waarde van de woning op waardepeildatum 1 januari 2014 juist is vastgesteld.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X zelf bezwaar kan maken tegen de beschikking (vgl. HR 19 juni 2015, 14/02230, ECLI:NL:HR:2015:1668).

Het oordeelt voorts dat de wetgever met de wijziging van artikel 29 Wet WOZ heeft beoogd mogelijk te maken dat in bezwaar of (hoger) beroep de WOZ-waarde op een hogere waarde wordt vastgesteld. Volgens het Hof heeft de wetswijziging onmiddellijke werking en brengt dit mee dat in rechterlijke uitspraken na 1 oktober 2015 het mogelijk is om een nog niet onherroepelijk vaststaande WOZ-waarde hoger vast te stellen dan de beschikte waarde, ook indien – zoals hier het geval is – de WOZ-beschikking en de uitspraak op bezwaar van vóór die datum dateren.

De omstandigheid dat de verhoging van die WOZ-waarde tot een hogere belastingheffing kan leiden is door de wetgever voorzien en vormt sinds 1 oktober 2015 geen reden meer om het bezwaar niet-ontvankelijk te achten. X moet daarom ontvankelijk worden verklaard in zijn bezwaar (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden, 11 oktober 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:8122).

Volgens het Hof heeft de Heffingsambtenaar de waarde van de woning per 1 januari 2014 niet te laag vastgesteld. De omstandigheid dat de onroerende zaak niet inpandig is opgenomen, kan X de Heffingsambtenaar niet tegenwerpen, nu hij zelf, na tot twee maal daartoe te zijn uitgenodigd, zijn medewerking daaraan heeft geweigerd.