Bestuurders Nederlandse beursondernemingen meer op lange termijn gericht
Drijvende krachten hierachter zijn de overwegend lange termijn horizon van de aandeelhouders van Nederlandse beursondernemingen en de langere termijnoriëntatie van het beloningsbeleid van het bestuur via de opname van lange termijn prestatiecriteria.
Dit blijkt uit onderzoek van het Institute for Governance and Organizational Responsibility (iGOR) van de Rijksuniversiteit Groningen dat is uitgevoerd in opdracht van Eumedion.
Het iGOR heeft de openbare verslagen geanalyseerd van 1444 analisten- en beleggersbijeenkomsten van in totaal zestig Nederlandse beursondernemingen in de periode 2002-2016. Aan de hand van de tijdens deze bijeenkomsten gegeven presentaties van de bestuurders en de antwoorden op vragen van beleggers en financieel analisten werd onderzocht of de bestuurders waren gefocust op korte dan wel lange termijngevolgen van hun gevoerde strategie en beleid. Soortgelijk onderzoek is in het verleden verricht naar het gedrag van bestuurders van Amerikaanse beursondernemingen. Uit het iGOR-onderzoek blijkt dat de bestuurders van Nederlandse beursondernemingen meer op de lange termijn zijn gericht dan de bestuurders van Amerikaanse ondernemingen. Wel zijn er grote verschillen tussen sectoren. De lange termijnoriëntatie is het sterkst bij Nederlandse vastgoedfondsen en bouwbedrijven en zwakker bij Nederlandse banken en verzekeraars.
De Groningse onderzoekers hebben ook onderzocht wat de gevolgen zijn van eventuele korte- of lange-termijngeneigdheid onder bestuurders voor het gevoerde (financiële) beleid en de waardecreatie van de ondernemingen. Het blijkt dat de tijdshorizon van de bestuurders van Nederlandse beursondernemingen geen invloed heeft op hun besluiten ten aanzien van bijvoorbeeld (lange-termijn) investeringen in onderzoek en innovatie, marketing- en reclamecampagnes en duurzaamheid. Volgens de onderzoekers reflecteert dit het Nederlandse corporate governance-systeem waarin de bestuurders van Nederlandse beursondernemingen de strategie en het beleid autonoom kunnen bepalen, dus zonder dat zij hiervoor goedkeuring nodig hebben van aandeelhouders.