Bestuurder deels aansprakelijk voor fouten accountantskantoor

Toen een situatie was ontstaan waarin een zakelijke en effectieve samenwerking met de accountant niet langer mogelijk bleek, had de bestuurder van een bv behoren te twijfelen aan de zorgvuldige taakuitoefening van de accountant, ook wat betreft de vanaf dat moment in te dienen aangiften OB. Dat heeft Gerechtshof Amsterdam geoordeeld in een uitspraak na verwijzing door de Hoge Raad.

Belanghebbende was bestuurder van een bv die zich bezighield met de handel in en exploitatie van onroerend goed. In dat kader werd de bv btw over 2006 en 2007 verschuldigd welke op aangifte had moeten worden voldaan. Dat is echter verzuimd vanwege nalatigheid van een onervaren medewerker van het door de bv ingeschakelde accountantskantoor. De bestuurder is, na een melding van betalingsonmacht van de bv, (persoonlijk) aansprakelijk gesteld voor de door de bv niet betaalde omzetbelasting.

Op 8 augustus 2014 verwees de Hoge Raad omtrent de vraag of de bestuurder terecht aansprakelijk is gesteld, de zaak naar Hof Arnhem-Leeuwarden. Bij dit Hof heeft de bestuurder gesteld dat hij mocht vertrouwen op een deskundige en zorgvuldige taakuitoefening door het accountantskantoor (en de notaris). Het Hof ging hier echter niet op in waarop de bestuurder opnieuw cassatieberoep heeft ingesteld. De Hoge Raad verklaarde dit op 25 maart 2016 gegrond. Door hieraan voorbij te gaan heeft het Hof blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. De zaak werd verwezen naar Hof Amsterdam.

Het verwijzingshof oordeelt dat de bestuurder aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij de keuze van het accountantskantoor (en de notaris) zorgvuldig te werk is gegaan. Gelet op de omstandigheid dat hij zelf zich slechts op incidentele basis bezig hield met projectontwikkeling en niet over specialistische financiële en fiscale kennis beschikte, heeft hij zorgvuldig gehandeld door zich op administratief en fiscaal gebied te laten bijstaan door professionele dienstverleners. Gelet op de kwalificaties van het desbetreffende accountantskantoor en de verkregen aanbeveling, alsmede het gegeven dat de bestuurder bij andere bedrijven reeds jaren probleemloos met dit kantoor heeft samengewerkt, behoefde hij aan de zorgvuldige taakuitoefening door de accountant (en de notaris) niet te twijfelen, zolang zich geen incidenten hebben voorgedaan in de (wijze van) samenwerking.
Het verwijzingshof oordeelt al met al dat de bestuurder aannemelijk heeft gemaakt dat de niet-betaling door de bv van de over 2006 verschuldigde btw ad € 75.965 (exclusief heffingsrente) niet aan zijn kennelijk onbehoorlijk bestuur is te wijten.

In de periode na december 2006 is evenwel een situatie ontstaan, zo leidt het Hof onder meer uit de toelichting van de bestuurder ter zitting af, waarin een zakelijke en effectieve samenwerking met het accountantskantoor feitelijk niet langer mogelijk bleek, maar dat de bestuurder naar aanleiding hiervan geen adequate actie heeft ondernomen. In zoverre is de bestuurder niet in het van hem verlangde tegenbewijs geslaagd voor zover het de niet-betaling door de bv van de over 2007 verschuldigde btw betreft (€ 42.626, exclusief heffingsrente).

(Bron: Fiscanet)

Lees ook:

Gerelateerde artikelen