Bestuurder BV mag vertrouwen op deskundigheid accountant
Het hof bevestigde in 2015 een uitspraak van rechtbank Breda in 2011 dat de dga van een BV terecht aansprakelijk is gesteld voor niet betaalde omzetbelasting. De BV kon de betalingsonmacht niet meer rechtsgeldig melden na oplegging van de naheffingsaanslag nu het niet tijdig betalen van de omzetbelasting is te wijten aan grove schuld van hetzij de BV, hetzij de accountant. Grove schuld van de accountant wordt aan de BV toegerekend.
Het hof oordeelde dat de dga lichtvaardig heeft gehandeld en ‘grofschuldig’ is aan geen of te lage aangiften doen van omzetbelasting door de BV. Het Hof heeft hieraan ten grondslag gelegd:
• dat de dga heeft nagelaten de juistheid van de van een notaris ontvangen en aan het accountantskantoor verstrekte nota’s van afrekening te controleren,
• dat de dga heeft verklaard dat zo hij dit wel zou hebben gedaan, hij de onjuistheid van de nota’s zou hebben opgemerkt, en
• dat de dga alle werkzaamheden voor het indienen van de aangiften omzetbelasting welbewust heeft overgelaten aan het accountantskantoor zonder enigerlei toezicht daarop uit te oefenen.
Maar de Hoge Raad ziet dat anders. De Hoge Raad oordeelt dat het hof ten onrechte voorbij is gegaan aan de stelling van de bestuurder dat hij mocht vertrouwen op een deskundige en zorgvuldige taakuitoefening door de notaris en het accountantskantoor. De Hoge Raad verwijst de zaak naar gerechtshof Amsterdam. De Hoge Raad geeft het hof mee dat voor de beoordeling of het aan de dga is te wijten dat de BV opzettelijk of grofschuldig geen aangifte of een te lage aangifte heeft gedaan, alle relevante omstandigheden van het geval in aanmerking moeten worden genomen.