Besluit over commissaris uit fictieve dienstbetrekking gepubliceerd
Het besluit bevat de goedkeuring om de arbeidsverhouding van een commissaris niet aan te merken als fictieve dienstbetrekking. Het loopt vooruit op het voorgenomen vervallen van artikel 3, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964 en een bijbehorende aanpassing van artikel 7 van die wet.
Het kabinet heeft een wetsvoorstel aangekondigd om de zogenoemde fictieve dienstbetrekking van een commissaris per 1 januari 2017 af te schaffen. Dit hangt samen met het afschaffen van de Verklaring arbeidsrelatie (VAR) en de inwerkingtreding per 1 mei 2016 van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA) .Het wijzigen van de wettelijke regeling vergt enige tijd. Wiebes acht het doelmatig en wenselijk dat de praktijk desgewenst de voorgenomen wijziging al met ingang van 1 mei 2016 kan toepassen. Hierom bevat dit besluit een goedkeuring daartoe.
Het gebruik van de goedkeuring is optioneel en alleen mogelijk als het betrokken lichaam en de commissaris dat allebei willen. Anders blijft de inhoudingsplicht ongewijzigd, evenals de verplichting om de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet te betalen. Voortzetting van het regime van de fictieve dienstbetrekkingen is in de meeste gevallen ook mogelijk nadat het genoemde wetsvoorstel tot wet is verheven en die wetswijziging in werking is getreden, maar dan volgens de zogenoemde opting-inregeling. Beide mogelijkheden bieden een basis om bijvoorbeeld gebruik te (blijven) maken van de zogenoemde 30%-regeling, mits ook aan de overige voorwaarden voor het in aanmerking komen van deze regeling is voldaan. Bij gebruikmaking van de opting-inregeling is de commissaris echter wel zelf de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet verschuldigd.