Beroep in ‘juridisch slagveld’ ongegrond
Zaaknr. 17/420
Eerder zaaknummer Accountantskamer: 16/1239
Voor een deel is de beroepszaak een herhaling van zetten, zo oordeelde het College van beroep voor het bedrijfsleven.
De Accountantskamer legde in maart vorig jaar een doorhaling voor zes maanden op aan de beklaagde accountant. In een eerdere procedure legde het Cbb aan hem aan de maatregel van doorhaling voor 18 maanden op.
Het 'juridische slagveld van zeventig zaken', zoals gesteld door een van de partijen, ontstond in de aanloop naar het 'onnodige' faillissement van een bedrijf in drinkwaterinstallaties. De klager had dit bedrijf gekocht met het idee er een goede koop aan te hebben, maar niets was minder waar. Eind 2014 werd de beklaagde accountant door de rechtbank in Amsterdam opgedragen documenten over te dragen. Documenten die de klager toen goed had kunnen gebruiken om een faillissement van het bedrijf te voorkomen.
Zeker duizend documenten zijn tot op de dag van vandaag niet overlegd door de accountant, ondanks een bevel daartoe van de rechtbank. “De rechtbank veroordeelde de accountant ook tot betaling van 200.000 euro aan onder meer proceskosten. Ook daar hield de accountant zich niet aan”, aldus de klager.
De accountant stelt dat er een blokkade ligt op het vrijgeven van die stukken. De Accountantskamer had het klachtonderdeel dat de accountant in strijd met een rechtelijke uitspraak stukken niet had overlegd, ongegrond verklaard. Over dit feit oordeelde het College van Beroep voor het bedrijfsleven namelijk in een eerdere zitting al. Omdat niet twee keer over hetzelfde geklaagd mag worden, legde de tuchtrechter dit klachtonderdeel terzijde. Onterecht, vond de klager die in beroep ging. De Accountantskamer heeft daarin namelijk niet meegenomen dat de accountant ook na de uitspraak van het Cbb zich hier niet aan heeft gehouden.
De klacht gaat dus over de periode na de uitspraak van het Cbb en moet dus als een nieuw feit gezien worden. Het Cbb is het niet eens met deze redenatie. Er is al geoordeeld over de obstructie door de betrokkene. Bovendien kreeg de accountant in die uitspraak de maatregel van doorhaling in het register voor 18 maanden opgelegd. Over die periode kan dus niet geklaagd worden omdat de accountant op dat moment zijn beroep niet mocht uitoefenen.
De klacht dat de accountant een vonnis van de Amsterdamse rechtbank uit januari 2016 om 2 ton aan beslag- en proceskosten te betalen niet naleefde, is ook door de tuchtrechter terzijde geschoven. De appellant meent dat de accountant tot op de dag van vandaag weigert te betalen. Het Cbb meent dat de klager in hoger beroep niet voldoende duidelijk maakt dat de accountant met zijn handelen het beroep in diskrediet brengt. Mogelijk heeft een opgelegd beslag de uitvoering van de beslissing van de rechtbank in de weg gestaan. Van obstructie is naar het oordeel van het College geen sprake.
Auteur: Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle
Lees hier meer over tuchtrecht en tuchtzaken