Berisping voormalig Xeicon-accountant

De Accountantskamer heeft een door Recalcico ingediende tuchtklacht tegen de voormalig Xeicon- accountant deels gegrond verklaard en de maatregel van berisping opgelegd. De RA heeft volgens de tuchtrechter IFRS-voorschriften onvoldoende nageleefd en is tekortgeschoten in deskundigheid en zorgvuldigheid.

Kern van het door Recalcico geformuleerde bezwaar is dat de accountant in strijd heeft gehandeld met de fundamentele beginstelen van de Verordening Gedragscode (VGC) en dan met name waar het de vereiste integriteit, objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid betreft. Dat blijkt, volgens Recalcico, onder meer uit het ten onrechte afwaarderen van het Accentis belang. 

Volgens de Accountantskamer blijkt niet of de RA heeft onderzocht of er, zoals is voorgeschreven in IAS 39.58, objectieve aanwijzingen waren voor een bijzondere waardevermindering van de deelneming. ‘Pas als die er zijn, wordt toegekomen aan de toetsing beschreven in IAS 28.33. Van betrokkene had ook gevergd kunnen worden dat hij in het controledossier ervan blijk had gegeven dat hij heeft beoordeeld of de entiteit terecht aangenomen heeft dat de structureel lagere beurswaarde van de deelneming een aanwijzing vormde voor een bijzondere waardevermindering. In IAS 28.33 wordt verwezen naar IAS 36 en uit IAS 36.130 volgt dat in de toelichting op de jaarrekening wel, anders dan betrokkene meent, expliciet (en niet impliciet) vermeld had moeten worden of de realiseerbare waarde van de deelneming is gesteld op de reële waarde minus de verkoopkosten of op de bedrijfswaarde, en daarnaast ook wat de gehanteerde disconteringsvoet(en) voor schatting van de bedrijfswaarde is (zijn) dan wel (voor het geval de realiseerbare waarde is gesteld op de reële waarde minus de verkoopkosten) wat de gehanteerde basis voor de bepaling van de reële waarde minus de verkoopkosten is. Uit het controledossier had vanzelfsprekend ook (los van het vorenstaande) moeten blijken dat betrokkene daadwerkelijk heeft onderzocht en beoordeeld of de entiteit terecht heeft gekozen voor de beurswaarde van de deelneming als hoogste realiseerbare waarde. Ervan uitgaande dat er naar de mening van betrokkene geen grond was om in verband met de vordering op de deelneming een voorziening te treffen, had betrokkene ervoor moeten zorgdragen dat in de toelichting op de enkelvoudige jaarrekening niet is opgenomen dat die voorziening is getroffen. Onvoldoende naleven voorschriften IFRS en tekortschieten in deskundigheid en zorgvuldigheid. Berisping,’ aldus de Accountantskamer.

    

Gerelateerde artikelen