Berisping voor onvoldoende objectieve RA
Zaaknr. 18/1547
De accountant handelde daarmee in strijd met de fundamentele beginselen van objectiviteit, zorgvuldigheid en vakbekwaamheid, blijkt uit een maandag door de Accountantskamer gepubliceerd vonnis.
De zaak: 'RA had ingrijpende gevolgen rapport kunnen bevroeden'
De RA in kwestie kreeg begin 2016 van Stichting InvestInFutures (IIF) opdracht voor een onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis, de belangrijkste relaties en deelnemingen van deze stichting. Die is eigenaar van IIF Holding BV en IIF BV, vennootschappen die investeren in start ups van jonge ondernemers.
De klager was managing director bij IIF Holding. IIF had een nogal roerige periode achter de rug. Er kwam een nieuw stichtingsbestuur waarin ook klager zitting kreeg. Tussen het nieuwe en oude bestuur boterde het niet. Opvallend detail: de moeder van klager was adviseur van het oude bestuur.
Middels het onderzoek wilde het nieuwe bestuur schoon schip maken. Maar de opdracht voor het onderzoek was slechts ondertekend door een van de drie nieuwe bestuurders. Klager, ook bestuurslid, was niet op de hoogte. De derde bestuurder was wel geïnformeerd, maar zijn handtekening ontbrak. Dat maakt de opdracht onrechtmatig, meende de klager – twee handtekeningen zijn verplicht.
Ook bij het formuleren van de vragen voor het onderzoek is de klager niet geraadpleegd. Iets wat hij de RA zeer kwalijk neemt. Temeer omdat de vragen volgens de klager nogal suggestief waren; dusdanig dat het onderzoek meer leek op ‘een zelfstandig en persoonsgericht onderzoek’ dan op het feitenonderzoek, een zogeheten cos 4400. Dat laatste was volgens de RA de afspraak.
De uitkomsten van het rapport waren voor de klagende manager negatief. Hij zou zichzelf onder meer hebben verrijkt door de huur van het pand waarin IIF was gehuisvest flink te verhogen, terwijl hij samen met zijn broer eigenaar was van dit pand. Voor de stichting reden hem als bestuurder en als manager aan de kant te zetten. De kortgedingrechter ging daarmee akkoord. Inmiddels is dit vonnis in hoger beroep vernietigd. Maar de arbeidsrelatie bleef verstoord. De man verloor zijn baan.
De Accountantskamer vindt een berisping passend en geboden. Daarbij heeft het college zwaar laten meewegen dat betrokkene tijdens zijn onderzoek, ‘ondanks de onmiskenbare signalen die hem hebben bereikt, geen oog heeft gehad voor de gewijzigde aard van het onderzoek’. Ook het feit dat betrokkene heeft verzuimd enige actie te ondernemen toen hij ervan op de hoogte raakte dat zijn rapportage zonder zijn toestemming naar de rechtbank was gestuurd, moet volgens het vonnis ‘als ernstig worden gekwalificeerd’.
De RA wist volgens de tuchtrechters dat er sprake was van een vertrouwensbreuk tussen het oude bestuur, klagers moeder en klager enerzijds en de andere twee nieuwe bestuurders. Vanwege die bedreiging had hij maatregelen moeten nemen om zijn objectiviteit te waarborgen. Daarin is de accountant tekort geschoten.
Ook had hij de opdracht niet mogen aannemen, omdat deze slechts was ondertekend door een van de drie bestuurders.
Auteur: Jan Smit/Juridisch Persbureau Zwolle