Berisping RA na rapport met ‘verkeerde conclusies’
De werf uit het noorden van het land vroeg voor de bouw van schepen in 2004 en 2005 rijkssubsidie aan. De subsidie werd afgewezen, achteraf onterecht. Om te bezien of de werf een schadevergoeding kon krijgen, schakelde het Rijk de beklaagde RA in. Die trok onder meer de conclusie dat op de werf ‘de grenzen van de financierbaarheid lijken te zijn opgerekt’. De accountant ging er onder meer van uit dat over de winst 30 procent vennootschapsbelasting betaald moest worden. Voor de betaling hiervan was een reservering nodig, die weer van invloed is op de hoogte van het voor de financiering van de bouw van schepen beschikbare risicodragende vermogen. Volgens de accountant was het mede hierom zeer twijfelachtig of een bank de voorfinanciering van de bouw van zes schepen – met een waarde van in totaal 39 miljoen euro – op zich genomen zou hebben. Hij baseerde zich op een jaarrekening uit 2005. Bij het samenstellen daarvan was, zoals de RA zelf ook in zijn rapport noteerde, geen rekening gehouden met de mogelijkheid belastingbetaling uit te stellen. Mede hierom concludeert de Accountantskamer dat de conclusie dat er mogelijk geen bank te vinden zou zijn voor de voorfinanciering, onvoldoende is gemotiveerd.
Ook vond de accountant dat de periodieke aanbetalingen op de bouwsom wel erg laag waren. Een bank zou zeker aanpassing van de contracten geëist hebben. Maar dergelijke aanbetalingen waren gebruikelijk in die marktomstandigheden, zo bleek uit informatie die de werf verkreeg na een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. Bij andere aangevraagde subsidies bleken ook dergelijke aanbetalingen gewoon te zijn. Bovendien was deze constructie voor een werf gunstiger. Ook deze klacht kon de accountant onvoldoende weerleggen.
De betrokken accountant was nog niet eerder door de tuchtrechter veroordeeld.
Lees ook:
[Door: Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle]