Berisping accountant in Sprintplan-onderzoek wegens ’tunnelvisie’

'Zonder deugdelijke grondslag' trok een accountant vergaande conclusies over een rapport van een forensisch accountant die in opdracht van een advocaat het Sprintplan-fonds van Aegon onderzocht had. Reden voor een berisping door de Accountantskamer, blijkt dinsdag uit het vonnis.

Een tunnelvisie, conclusies over het functioneren van de klagende accountant zonder deugdelijke grondslag en het geen moment nadenken over naleving van het conceptueel raamwerk, zo oordeelde de tuchtrechter over de beklaagde.

Dossier Sprintplan

Het omvangrijke Dossier Sprintplan kwam al meerdere keren voorbij in de Accountantskamer in Zwolle. De advocaat van de Vereniging Consument & Geldzaken vroeg een forensisch onderzoeksbureau te onderzoeken of het klopte dat Aegon-dochter Spaarbeleg amper belegde en zo de deelnemers aan dit beleggingsproduct misleidde. Die forensisch onderzoeker is de klager in deze zaak. De vraag of circa 80 procent van de beleggingen in het Garantiefonds in obligaties gedaan zijn, kon niet worden beantwoord met de door de advocaat aangedragen informatie. Volgens de klager kon over de aard en omvang van de beleggingen van het fonds alleen duidelijkheid verkregen worden “door het instellen van een nader onderzoek in de administraties van het Garantiefonds en de andere daarbij betrokken vennootschappen'', zo staat in het vonnis. De raadsman vroeg vervolgens een onderzoeker van de Radboud Universiteit, die tegelijk ook registeraccountant is, om een soort van second opinion. De conclusie van de onderzoeker was duidelijk: de forensisch accountant had moeten concluderen dat Spaarbeleg niet belegde.

Daarop volgde nog een rapport waarbij de beklaagde zich concentreerde op de vraag: heeft een deskundig handelende registeraccountant in redelijkheid kunnen en mogen rapporteren zoals betrokkene in deze rapportages heeft gedaan met betrekking tot de door hem bij die rapporten gerapporteerde beleggingen van Garantiefonds in (zero coupon-) obligaties. Zijn eindconclusie: ieder deskundig handelend registeraccountant had met de kennis van de door het fonds gevoerde praktijken zoals onder meer uit de jaarrekeningen met de toelichtingen bleek in redelijkheid niet kunnen of mogen rapporteren zoals het fonds wel deed met betrekking tot het beleggen in (zero coupon-) obligaties.

Onjuiste methode

De tuchtrechter merkt op dat gelet op zijn opdracht de beklaagde had moeten nagaan hoe de klager zijn onderzoek heeft verricht. Daarna had hij kunnen vaststellen of “dat onderzoek kon leiden tot de door klager afgegeven rapportages. Dit is echter niet wat betrokkene heeft gedaan.'' Op basis van zijn eigen onderzoek naar jaarverslagen en -rekeningen stelde de beklaagde vast dat niet daadwerkelijk was belegd en dat zo beleggers misleid zijn. Vervolgens meende hij dat ook de klager tot die conclusie had moeten komen. Het feit dat hij dat niet deed, betekende dat de klager ,, niet als redelijk handelend en redelijk bekwaam registeraccountant te werk is gegaan''. De beklaagde stelde zijn eigen onderzoek in de plaats van dat van de klager. “Daarmee heeft betrokkene een onjuiste methode gevolgd om aan zijn opdracht te voldoen. Reeds hierom ontbreekt aan zijn rapport een deugdelijke grondslag.'' Bovendien concludeerde de beklaagde volgens de Accountantskamer ten onrechte dat de klager rapporteerde dat het fonds belegde in obligaties. De klager heeft dat in zijn rapporten niet geconcludeerd. De beklaagde had moeten bezien of het verzoek van de advocaat een bedreiging voor zijn objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid inhield. Volgens de tuchtrechter toonde de beklaagde tijdens de zitting geen blijk van beheersing van het conceptueel raamwerk noch van het belang van de fundamentele beginselen, die hij kwalificeerde als “formaliteiten''. “De betrokkene heeft dus een rapport opgesteld, waarvan hij wist dat het gebruikt zou worden in een gerechtelijke procedure tegen – nota bene – klager, terwijl hij zich tevoren niet heeft afgevraagd of hierin een mogelijke bedreiging school voor de naleving van de juist in dat kader zo belangrijke fundamentele beginselen van objectiviteit en deskundigheid en zorgvuldigheid.'' Volgens de tuchtrechter bleek ook op de zitting dat de beklaagde hardnekkig is gebleken in zijn tunnelvisie dat klager niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend accountant had mogen verwacht. De beklaagde is niet eerder tuchtrechtelijke veroordeeld.

Lees ook:

 [Door: Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle

Gerelateerde artikelen