Belgische fairness taks mogelijk strijdig met EU-recht

Het EU Hof van Justitie dat de Belgische fairness taks mogelijk strijdig is met het EU-recht.

België heeft een zogenoemde ’fairness taks’ ingevoerd. Vennootschappen moeten de fairness taks betalen wanneer zij dividenden uitkeren die niet in hun uiteindelijke fiscale resultaat zijn opgenomen omdat zij gebruikmaken van bepaalde belastingvoordelen waarin de nationale belastingregeling voorziet.

De fairness taks is ook van toepassing op niet-ingezeten vennootschappen die in België opereren via een vaste inrichting in plaats van een dochteronderneming.

Het Grondwettelijk Hof twijfelt of de fairness taks verenigbaar is met de vrijheid van vestiging en met de Moeder-dochterrichtlijn. Het heeft hierover prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie (HvJ).

Het HvJ acht de fairness taks niet strijdig met de vrijheid van vestiging. Dit geldt evenwel alleen indien de wijze waarop de belastbare grondslag van deze belasting wordt bepaald in de praktijk niet tot gevolg heeft dat niet-ingezeten vennootschappen ongunstiger worden behandeld dan ingezeten vennootschappen. Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of dit het geval is.

De Belgische fairness taks is volgens het HvJ niet strijdig met artikel 5 Moeder-dochterrichtlijn.

Het HvJ oordeelt voorts dat artikel 4, lid 1, onder a) en lid 3, Moeder-dochterrichtlijn zich tegen de heffing van de fairness taks verzet, voor zover deze regeling in een geval waarin een moedermaatschappij de van haar dochteronderneming ontvangen winsten pas uitkeert na het jaar waarin zij deze heeft ontvangen, tot gevolg heeft dat die winsten voor een groter gedeelte worden belast dan het in die bepaling vastgestelde plafond van 5%.

Nagenoeg conform conclusie A-G Kokott (ECLI:EU:C:2016:886).

 

(Bron: Fiscanet)

Gerelateerde artikelen