Beleid Belastingdienst strookt niet met bedoeling wetgever; vernietiging boete
Aan een bv is wegens het niet tijdig betalen van termijnen van een eerste voorlopige aanslag vpb 2013 op grond van artikel 63b IW 1990 een verzuimboete opgelegd van € 2.723. In geschil is of de boete terecht is opgelegd.
Blijkens de wetsgeschiedenis heeft de wetgever de bevoegdheid tot het opleggen van een boete op basis van voormeld artikel willen beperken tot gevallen van notoire wanbetalers. Gelet op een passage uit een interne memo van de Belastingdienst is het beleid ten aanzien van de betaalverzuimboete bij aanslagbelastingen op enig moment aangescherpt, kennelijk ingegeven door budgettaire overwegingen. Dit beleid strookt niet met de bedoeling van de wetgever zoals volgend uit de parlementaire geschiedenis, oordeelt Hof Den Bosch. Van bevoegdheidsuitoefening overeenkomstig het voornoemde memo kan, voor zover die verder gaat dan hetgeen de wetgever aan de Ontvanger heeft willen toekennen, geen sprake zijn.
Aangezien de Ontvanger overigens niet heeft onderbouwd waarom de bv als notoire wanbetaler kan worden aangemerkt en het enkele niet-betalen van de eerste nadere voorlopige aanslag de bv geen notoire wanbetaler maakt, dient de boetebeschikking te worden vernietigd.
Geheel ten overvloede merkt het Hof nog op dat de Ontvanger, zonder schending van het zorgvuldigheidsbeginsel, niet kon overgaan tot oplegging van de onderhavige boete omdat de Ontvanger niet op een verzoek om betalingsuitstel heeft beslist. Het Hof acht aannemelijk dat de bv het verzoek om uitstel van betaling heeft verzonden naar het juiste adres.
(Bron: Fiscanet)