Belastingplan 2016 in vogelvlucht

Op Prinsjesdag zijn de Miljoenennota, de Rijksbegroting en het Belastingplan 2016 aangeboden aan de Tweede Kamer. Een overzicht van de fiscale maatregelen die de regering voorstelt.

“Het gaat weer beter met Nederland”, was de boodschap op Prinsjesdag. Voor 2015 en 2016 wordt voor het eerst in jaren weer een redelijke economische groei verwacht. Goed nieuws. Duidelijk is echter ook dat die groei voor een zeer groot deel wordt veroorzaakt door externe factoren: de lage koers van de euro, de lage olieprijs en de extreem lage rente. Factoren waarop de regering geen enkele invloed heeft. Maar die op dit moment wel zorgen voor een stevige wind in de rug. Wind kan natuurlijk altijd weer gaan liggen. Of omslaan in tegenwind. De tegenvallende groeicijfers van de Chinese economie en de vluchtelingenproblematiek, fenomenen met in potentie een flinke invloed op onze economie, zijn niet meegerekend in de voorliggende begroting. 

Toch ademt de Miljoenennota een mild positieve sfeer. Lastenverlichting, groeiende werkgelegenheid en stijgende koopkracht zijn daarbij de sleutelwoorden van de regering. Criticasters wijzen vooral op het gebrek aan visie in de Miljoenennota. Het gaat een beetje beter en dus worden er wat cadeautjes uitgedeeld. That’s it. Dat gebrek aan visie valt ook in het Belastingplan op. Wie had gehoopt op fundamentele wijzigingen als een vermogenswinstbelasting, een uniform btw tarief of een afschaffing van de overdrachtsbelasting komt bedrogen uit. In dit artikel geven wij u een overzicht in vogelvlucht van de maatregelen die de regering voorstelt. Let wel: dit is de stand van zaken in de week na de presentatie van het Belastingplan. Deze wetsvoorstellen moeten nog door de Tweede en Eerste Kamer worden goedgekeurd (zie kader met behandelschema). Er zal dus ongetwijfeld nog het een en ander veranderen.

Behandelschema Belastingplan 2016 in de Tweede Kamer:

  • Dinsdag 15 september, Prinsjesdag (week 38): indiening

  • Dinsdag 22 september van 16:30-19:00 uur (week 39): besloten technische briefing

  • Woensdag 7 oktober 12:00 uur (week 41): inbrengdatum voor het verslag

  • Vrijdag 16 oktober (week 42): nota naar aanleiding van verslag

  • (Herfstreces van 16 oktober t/m 26 oktober 2015)

  • Maandag 26 oktober van 11:00-19:00 uur (laatste dag herfstreces) (week 44): eerste wetgevingsoverleg, eerste termijn commissie

  • Donderdag 29 oktober (week 44): schriftelijke antwoorden n.a.v. het eerste wetgevingsoverleg

  • Maandag 2 november van 11:00-23:00 uur (week 45): tweede wetgevingsoverleg, eerste termijn regering en volledige tweede termijn

  • Dinsdag 10 en woensdag 11 november (week 46): plenaire behandeling

  • Donderdag 12 november (week 46): stemmingen


Wetsvoorstel Belastingplan 2016

Het belastingpakket 2016 is omvangrijk en bestaat uit verschillende wetsvoorstellen. Allereerst het Belastingplan 2016. En daarnaast de wetsvoorstellen Overige fiscale maatregelen, Wet tegemoetkoming loondomein, Wet implementatie Moeder-dochterrichtlijn 2015, en de Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2 Fonds. De eerste twee wetsvoorstellen zijn inhoudelijk van aard. De overige drie wetsvoorstellen betreffen allemaal een specifieke problematiek.

In het Belastingplan 2016 zijn maatregelen opgenomen die per 1 januari 2016 ingaan en die positief moeten bijdragen aan de werkgelegenheid. Hiertoe worden de lasten op arbeid met 5 miljard verlaagd. Ook zijn maatregelingen opgenomen die leiden tot een vereenvoudiging van de van de uitvoering voor de belastingdienst. Ten slotte is in het wetsvoorstel de langverwachte herziening van box 3 opgenomen.

Het wetsvoorstel kent een vijftal maatregelen op het gebied van inkomensbeleid

1. Verlaging tweede en derde schijf en verlenging derde schijf
Met ingang van 1 januari wordt het tarief in de tweede en derde schijf van de loon- en inkomstenbelasting 40,15% (2015: 42%). De schijven zullen worden geïndexeerd en de derde schijf wordt vervolgens verlengd met € 8.548. Hierdoor begint de vierde schijf in 2016 bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 66.421 (2015: € 57.585). Het tarief in de eerste schijf zal enigszins wijzigen en bedraagt per 1 januari 2016 36,55% voor niet AOW-gerechtigden. En voor AOW-gerechtigden 18,55%.

2. Steilere en volledige afbouw algemene heffingskorting
Het afbouwpercentage komt in 2016 neer op 4,796%. Het startpunt van de afbouw wordt structureel gekoppeld aan het eindpunt van de eerste schijf in de inkomstenbelasting (2016: € 19.992). Het eindpunt van die afbouw wordt structureel gekoppeld aan het eindpunt van de derde schijf (2016: € 66.421). De korting wordt volledig afgebouwd. In 2015 was er nog ondergrens van € 1.342.

3. Verhoging arbeidskorting
In 2016 wordt het maximumbedrag van de heffingskorting (na indexering) met € 638 extra verhoogd (maximum 2016 € 3.103 2015 € 2.220). Het startpunt van de afbouw is substantieel verlaagd en begint in 2016 bij een arbeidsinkomen van € 20.000. De korting wordt met een percentage van 4% afgebouwd tot nihil (eindpunt: arbeidsinkomen van € 120.000).

4. Verhoging inkomensafhankelijke combinatiekorting
Het opbouwpercentage wordt verhoogd tot 6,159%. Het maximumbedrag aan korting stijgt ten opzichte van 2015 met € 606 (na indexering) tot € 2.769.

5. Ouderenkorting
Om de koopkracht van gepensioneerden te repareren wordt de ouderenkorting eenmalig met € 222 verhoogd.

Daarnaast staat in het Belastingplan nog een aantal maatregelen met een andere doelstelling. De belangrijkste daarvan behandelen we hieronder.

Herziening box 3 met ingang van 2017

De vermogensrendementsheffing staat al enige jaren onder druk. Burgers hebben het idee belasting te betalen over opbrengst die er nooit is geweest. De regering probeert aan deze kritiek tegemoet te komen door het huidige forfaitaire systeem te verfijnen en zo het door de belastingplichtige werkelijk behaalde rendement beter te benaderen. In het wetsvoorstel is er een drietal ‘schijven’: van € 0 tot € 100.000, van € 100.000 tot € 1.000.000, en vanaf € 1.000.0000. Voor elk van deze vermogensklassen zal een ander forfaitair rendement gelden (1e schijf 2,91%, 2e schijf 4,69% en 3e schijf 5,5%). De gedachte achter dit systeem is dat naar mate het vermogen hoger wordt, de belastingplichtige kiest voor een andere mix van beleggingen. En dat die andere mix gepaard gaat met een hoger rendement. In andere woorden, hoe hoger het vermogen hoe hoger het rendement. De forfaitaire rendementen zullen jaarlijks opnieuw worden vastgesteld op basis van daadwerkelijk in de markt gerealiseerde rendementen. Het heffingsvrij vermogen wordt € 25.000 en het tarief blijft 30%.

Gevolgen wijzigingen box 3 (bedragen in €)

Kleine spaarder met 100.000 op de bank Miljonair met 2.000.000 onroerend goed
Belasting box 3 Belasting box 3
2015 / 2017  2015 / 2017
944 / 652 23.744 / 29.815

Pakket bestrijden emigratielek aanmerkelijkbelanghouders

In het huidige systeem van de conserverende aanslag betalen veel aanmerkelijkbelanghouders na hun emigratie uiteindelijk geen belasting over de in Nederland opgebouwde aanmerkelijkbelangclaim. Om deze fiscale claim te behouden en fiscaal gedreven emigratie tegen te gaan, stelt het kabinet een regeling voor waarbij (1) winstuitdelingen na emigratie in alle gevallen leiden tot belastingheffing of tot een – naar rato – intrekking van het uitstel van betaling en (2) de conserverende belastingaanslag niet meer louter als gevolg van tijdsverloop na tien jaar wordt kwijtgescholden. De uitsteltermijn van tien jaar wordt vervangen door een uitstel voor, in beginsel, onbepaalde tijd. Om anticipatiegedrag te voorkomen, hebben de voorgenomen maatregelen terugwerkende kracht tot en met 15 september 2015, 15.15 uur.

Integratie S&O afdrachtvermindering en RDA per 2016
Met ingang van 1 januari 2016 zal de Research & Development Aftrek (RDA) met de afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (S&O afdrachtvermindering) worden samengevoegd. De RDA als aparte regeling in de winstbelasting komt hierdoor te vervallen. De S&O afdrachtvermindering zal dan bestaan uit een grondslag van alle S&O-kosten (loonkosten, overige kosten en uitgaven). Verder blijft de opzet van de huidige regeling in grote lijnen gelijk. Gevolg hiervan is wel dat ondernemers zonder personeel (en dus zonder loonkosten) buiten de boot dreigen te vallen.

Verruiming schenkingsvrijstelling eigen woning
De eenmalig verhoogde vrijstelling in de schenkbelasting voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen 18 en 40 jaar voor schenkingen die verband houden met de eigen woning wordt met ingang van 1 januari 2017 structureel verhoogd van € 53.016 tot € 100.000. Daarnaast vervalt de beperking dat de schenking moet zijn gedaan door een ouder aan een kind. Hierdoor kan er ook buiten de gezinssituatie van de vrijstelling gebruik worden gemaakt. De tijdelijke verruiming van 2013-2014 is hiermee tot wet geworden.

Overige fiscale maatregelen (OFM 2016)

Deze 25 maatregelen bestaan uit noodzakelijk geacht onderhoud van bestaande bepalingen en aanpassingen van meer technische aard. We bespreken de meest in het oog springende.

1. Informatieplicht eigenwoningschuld wordt vereenvoudigd

Wie een eigen woninglening heeft bij de eigen BV of een familielid moet de fiscus daarover zelf informatie verschaffen. Wie dat vergeet of expres niet doet verspeelt het recht op renteaftrek. Vanaf 2016 wordt dit traject geïntegreerd in het aangifteproces. Het claimen van renteaftrek wordt dan automatisch voldaan aan de informatieplicht.

2. Sanctie bij aflossingsachterstand eigen woning wordt verzacht

Renteaftrek op de eigenwoning lening is afhankelijk van aflossing. Dat moet uiterlijk in 30 jaar en tenminste annuïtair. Lost u niet af dan verschuift dit deel van de lening naar box 3. Tot op heden was die verschuiving – en dus het verlies aan renteaftrek – definitief. Deze sanctie wordt verzacht. Als naderhand weer wel aan de aflossingseis wordt voldaan, mag de box 3 schuld weer terug naar box 1. Deze versoepeling geldt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013.

3. Benutten dubbele vrijstelling kapitaalverzekering voor fiscale partners eenvoudiger

Als partners beiden de vrijstelling voor een kapitaalverzekering willen genieten, moeten beide partners ook medegerechtigd zijn op de polis. Dit gaat in de praktijk nogal eens mis. Vanaf 2016 kunnen partners bij het indienen van de aangifte inkomstenbelasting een ‘verzoek gezamenlijk genieten kapitaalverzekering’ doen. Ook zonder een feitelijke aanpassing van de begunstiging op de polis kunnen partners zo de dubbele vrijstelling genieten.

4. Minimumwaarderingsregel bij afkoop lijfrenten vervalt

Wie zijn lijfrente afkoopt in strijd met de voorwaarden krijgt fiscaal straf. De afkoopsom wordt bijgeteld als negatieve uitgave voor inkomensvoorzieningen. Als afkoop plaatsvindt in de opbouwfase vindt heffing plaats over minimaal het bedrag aan afgetrokken premies (minimumwaarderingsregel). Dat is erg zuur als de afkoopwaarde door beleggingsverlies is gedaald tot onder de inleg. Deze regel wordt dan ook geschrapt. Ook voor afkopen die voor 1 januari 2016 hebben plaatsgevonden en waarvoor de termijn voor ambtshalve vermindering nog niet is verstreken.

5. Definitie in de BTW voor geneesmiddelen wordt gewijzigd

Slechts geneesmiddelen waarvoor een handelsvergunning op grond van de Geneesmiddelenwet is verkregen vallen onder het 6% tarief. Niet langer de rechter maar registratie bepaalt dus of iets een geneesmiddel is of niet. Dat lijkt inderdaad een vereenvoudiging. Uw spierbalsem wordt door deze bepaling in elk geval 15% duurder.

6. Invoering van prejudiciële vragen in fiscale zaken

Het stellen van prejudiciële vragen kennen we al in het civiele recht en in fiscalibus in Europees verband. Vanaf 2016 krijgen bestuursrechters in belastingzaken de mogelijkheid prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Het moet daarbij gaan om een rechtsvraag die beantwoord moet worden om in een zaak te kunnen beslissen. De rechter die de vraag heeft gesteld, beslist vervolgens op het beroep met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad. Het voordeel van deze nieuwe route ten opzichte van een cassatieprocedure is de snelheid en flexibiliteit.

7. ‘Step-up’ grensoverschrijdende juridische fusie en juridische splitsing

In de Wet op de dividendbelasting 1965 wordt een step-up geregeld voor een grensoverschrijdende juridische fusie en juridische splitsing zoals nu al het geval is bij een grensoverschrijdende aandelenruil. Kort gezegd houdt dit in dat het gestorte kapitaal op de toegekende aandelen wordt gesteld op de waarde in het economische verkeer van het vermogen dat als gevolg van de fusie of splitsing overgaat. Deze bepaling voorkomt dat Nederland een dividendbelastingclaim krijgt op een bestaande buitenlandse winstreserve.

8. Aanscherping gebruikelijkheidscriterium in de werkkostenregeling (WKR)

Onder de WKR mag de werkgever vergoedingen en verstrekkingen aanwijzen als eindheffingsbestanddelen. Voor werknemers is de hoogste tariefschijf is dat voordeliger dan een reguliere verloning. Deze vergoedingen mogen dan alleen niet hoger zijn dan gebruikelijk is. Dit criterium wordt aangescherpt. Niet de hoogte van de vergoeding moet gebruikelijk zijn, maar het aanwijzen van een vergoeding. Zo vindt de wetgever het aanwijzen van vergoedingen die betrekking hebben op bepaalde kosten die een werknemer moet maken eerder gebruikelijk dan bijvoorbeeld het aanwijzen van een bonus of het vakantiegeld als eindheffingsbestanddeel.

9. Aanscherping aansprakelijkheid verkoper van BV met fiscale reserves

De verkoper van een BV met een herinvesteringsreserve of andere fiscale reserve op de balans kan vaker aansprakelijk worden gesteld. Dergelijke BV’s, waarop een belastingclaim rust, worden nogal eens leeggehaald, waarna de fiscus het nakijken heeft. Gebeurt dit leeghalen binnen 6 maanden na de verkoop dan is de verkoper aansprakelijk voor de vennootschapsbelastingschuld. Een andere aanscherping is dat deze aansprakelijkheid niet alleen meer geldt voor natuurlijke personen maar ook voor rechtspersonen.

Wet tegemoetkoming loondomein

Dit wetsvoorstel richt zich op mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. De voorgestelde regelgeving heeft ten doel de kansen op een baan en de werkzekerheid van deze groepen te vergroten. Het wetsvoorstel vormt de bestaande regelingen van premiekortingen voor oudere uitkeringsgerechtigden en mensen met een arbeidsbeperking om tot loonkostenvoordelen (LKV ’s): een tegemoetkoming aan werkgevers voor het in dienst nemen van deze werknemer.
Het bestaande systeem van premiekortingen is in de ogen van het Kabinet te complex, moeilijk controleerbaar en bevat verzilveringsproblematiek. Bij, met name, de kleinere werkgevers is de premiekorting vaak hoger dan de verschuldigde premie. Het LKV oudere werknemer, arbeidsgehandicapte werknemer en herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer bedragen op jaarbasis maximaal € 6.000. Het LKV voor de doelgroep banenafspraak bedraagt € 2.000 op jaarbasis.

Daarnaast bevat het wetsvoorstel de introductie van een nieuwe regeling ‘het lage inkomens-voordeel’: een loonkostenvoordeel voor werkgevers die werknemers met een relatief laag loon in dienst nemen. Op basis van deze regeling krijgen werkgevers een tegemoetkoming voor werknemers die 100% tot maximaal 120% van het wettelijk minimumloon (WML) verdienen. Bij een loon van 100% tot 110% van het WML bedraagt het LIV maximaal € 2.000 per jaar per werknemer en bij een loon van 110% tot 120% van het WML bedraagt het LIV maximaal € 1.000 per jaar per werknemer.
De tegemoetkomingen worden niet langer verrekend met de verschuldigde premies voor de werknemersverzekeringen, maar worden in het jaar volgend op het kalenderjaar waar de tegemoetkoming betrekking op heeft, door de belastingdienst uitbetaald.

Wet implementatie Moeder-dochterrichtlijn (MDR) 2015

Belastingontwijking door multinationals staat al een tijd hoog op de Europese agenda. Dit wetsvoorstel past in dat plaatje en wil voorkomen dat in internationaal verband sprake is van een heffingsvacuüm door ongewenst gebruik van de MDR. Op grond van de MDR dienen de lidstaten van de EU de winst die een dochteronderneming uitkeert aan haar moeder vrij te stellen van (het inhouden van) bronbelasting. Ook dienen de lidstaten op grond van de MDR heffing van dubbele belasting te voorkomen op het niveau van de moedermaatschappij.

1. Hybride leningen

De eerste wijziging voorkomt dat een geldverstrekking in een grensoverschrijdende verhouding gunstiger wordt behandeld dan in binnenlands verband. Een dergelijke behandeling kan het gevolg zijn van kwalificatieverschillen tussen verschillende landen. Zo kan het ene land de vergoeding op de hybride lening als aftrekbare rente kwalificeren, terwijl het andere land de ontvangen vergoeding duidt als vrijgestelde deelnemingswinst. In de MDR is daarom verplicht gesteld dat het land waar de ontvangende vennootschap is gevestigd, de ontvangen bate belast voorzover die betaling in het andere land aftrekbaar is. De deelnemingsvrijstelling of deelnemingsverrekening is daarop niet meer van toepassing.

2. Antimisbruikbepaling

De tweede wijziging van de MDR is een algemene antimisbruikbepaling die ziet op de (bron)belasting op uitgekeerde winsten. Vanaf 2016 zal in alle gevallen worden getoetst of een internationale vennootschapsstructuur is opgezet met als hoofddoel het ontgaan van belastingheffing in strijd met doel en strekking van de MDR. Bovendien moet worden getoetst of de structuur is opgezet met zakelijke redenen die de economische realiteit weerspiegelen. Is dat niet zo, dan wordt de constructie als ‘kunstmatig’ bestempeld.

Wet vrijstelling Artikel-2 fonds

Dit voorstel voorziet in een vrijstelling van de compensatieregeling voor bepaalde Joodse oorlogsslachtoffers.

Overige vereenvoudigingen in onderzoek

In de begeleidende brief bij het Belastingplan schrijft de Staatssecretaris een aantal specifieke maatregelingen in onderzoek te hebben. Deze maatregelen richten zich op een vereenvoudiging in de uitvoering. Zo zal bijvoorbeeld worden gekeken naar de monumentenaftrek, de giftenaftrek en de aftrek scholingsuitgaven in de inkomstenbelasting en naar een integratie van de Opslag Duurzame Energie (ODE) met de energiebelasting, Ook wordt het onderzoek naar de toekomst van het pensioen in eigen beheer genoemd.

Twee vereenvoudigingen willen wij hier graag voor het voetlicht brengen. Allereerst de kleine ondernemersregeling in de omzetbelasting. Onderzocht wordt het vervangen van de huidige verminderingsregeling voor natuurlijke personen door een omzetgerelateerde vrijstellingsregeling, die ook geldt voor rechtspersonen. Hierdoor ontstaat bijvoorbeeld ook voor kleine BV’s de mogelijkheid om buiten de heffing van BTW te blijven. 

En ten slotte de teruggaafregeling omzetbelasting bij oninbare debiteuren. De staatssecretaris onderzoekt de voordelen van invoering van een rechtsvermoeden van oninbaarheid als binnen één jaar na het uitreiken van de factuur nog niet is betaald, welk vermoeden weer vervalt als later alsnog wordt betaald.

Drs. Jeroen de Vos RB en Mr. Paul Hofmeister, Van Oppen & Partners accountants en belastingadviseurs BV (www.vanoppenenpartners.nl)  

Gerelateerde artikelen