Belastingplan 2016: adders onder het gras

AccountantWeek.nl heeft enkele specialisten vier vragen voorgelegd over het nieuwe Belastingplan: Wat vind je goed aan het Belastingplan? Wat minder goed? Wat zou er moeten gebeuren? Hoe kan de ondernemer (en indirect zijn adviseur) anticiperen op de toekomst? Vandaag: de reactie van Rien Vink.

In zijn algemeenheid is het erg jammer dat het kabinet niet voor een ingrijpende belastinghervorming heeft gekozen. De Raad van State vroeg zich ook af de keuze een gelukkige is en wees daarbij onder andere op het feit dat de dekking van de 5 miljard “belastingverlaging per 2016” op zichzelf al discutabel is en er in ieder geval voor zorgt dat het begrotingstekort niet op alle punten wordt teruggedrongen maar juist toeneemt. Wat deze keuze in de toekomst ook brengt, hangt in ieder geval af van de economische ontwikkelingen in de komende tijd. De terechte vraag die dan rijst, is of het kabinet dit nu doet omdat ze niet alleen weet dat er in ieder geval in maart 2017 nieuwe verkiezingen moeten komen, of zoveel te eerder. Het kan dan natuurlijk nooit kwaad als je op voorhand al kiezers gunstig probeert te stemmen. Feit is in ieder geval dat het kabinet de eventuele “smeerolie” die nodig is om een totale diepgaande belastingherziening geaccepteerd te krijgen zeer bewust op voorhand heeft weggegeven. Een nieuw kabinet kan dus op dit vlak aan de bak. Pijnlijke onderwerpen zoals de doorbetaling bij ziekte zijn nu netjes “gestald” tot er een nieuw kabinet met nieuwe plannen komt.

Hoewel het Belastingplan 2016 en bijbehorende wetten (hierna BP 2016) voor mijn vakgebied ogenschijnlijk niet veel te bieden lijken te hebben, schuilen er wel wat adders onder het gras.

In de werkkostenregeling wordt het gebruikelijkheidscriterium aangescherpt om tariefarbitrage te bestrijden. Het gaat er voortaan om dat het door de werkgever aanwijzen van aan een werknemer verstrekte vergoedingen of verstrekkingen van een bepaalde omvang als eindheffingsbestanddeel gebruikelijk moet zijn en niet de omvang van de vergoedingen of verstrekkingen als zodanig. Het aanwijzen van vergoedingen of verstrekkingen die een relatie hebben met kosten die de werknemer maakt of zonder de verstrekking zou moeten maken, in het kader van de behoorlijke vervulling van zijn dienstbetrekking, zal eerder gebruikelijk zijn dan het aanwijzen van pure beloningsbestanddelen. Dit is een ingrijpende maatregel, terwijl het kabinet zegt geen wijziging te beogen.

Staatssecretaris Wiebes heeft een nota van wijziging op het belastingplan naar de Tweede Kamer gestuurd met nieuwe bijtellingpercentages voor auto’s en nieuwe CO2-grenzen. Daarin staat dat alle auto’s met een CO2-uitstoot van meer 79 g/km in 2016 in de 25 bijtellingscategorie vallen. In de praktijk betekent dat op dit moment dat alleen enkele (plug-in)-hybrides in 2016 in aanmerking komen voor een lagere bijtelling.

De grenzen voor 20 procent bijtelling zijn 51-79 g/km. 14 procent bijtelling geldt in 2016 alleen nog voor semi-elektrische auto’s en plug-in hybrides met een CO2-uitstoot van tussen de 1 en 50 g/km. Dat is nu nog 7 procent bijtelling. 100 procent elektrische auto’s met 0 g/km CO2-uitstoot hebben vanaf 2016 7 procent bijtelling. Goed om te weten is dat bestaande leasecontracten worden gerespecteerd, met een maximale duur van 60 maanden na afsluiting. Deze wijziging betekent natuurlijk dat iedere leaserijder gaat rekenen: moet ik mijn huidige auto aanhouden, of de lease termijn juist afkopen en nieuwe auto leasen met een lagere bijtelling, enzovoorts.

Met ingang van 2016 worden de S&O-afdrachtvermindering en de RDA geïntegreerd. De RDA wordt afgeschaft en de S&O-afdrachtvermindering bestaat voortaan uit een grondslag voor alle S&O-kosten. Naast de S&O-loonkosten worden ook de overige S&O-kosten en S&O uitgaven (die nu nog onder de RDA vallen) onder het regime van de S&O-afdrachtvermindering gebracht. Verder blijft de opzet van de regeling in grote lijnen gelijk. Er gelden twee schijven met een verschillend voordeelpercentage van 32% en 16% (2015: 35% en 14%), waarbij de te gebruiken schijf afhankelijk is van de totaal gemaakte S&O-kosten. De grens tussen de eerste en de tweede schijf ligt bij € 350.000 (2015: € 250.000). Daarnaast zal een verhoogd starterspercentage van de eerste schijf blijven bestaan van 40 (2015: 50). Tot slot vervalt het huidige plafond in de S&O-afdrachtvermindering waardoor er geen maximum meer bestaat voor de in aanmerking te nemen afdrachtvermindering op de te betalen LB en premie voor de volksverzekeringen.

Enkele maatregelen die uit het BP 2016 voortvloeien en later ingaan:

Omdat de huidige premiekortingen volgens het kabinet niet in alle gevallen toereikend is, komt er een nieuw systeem met tegemoetkomingen in de vorm van loonkostenvoordelen. Het wetsvoorstel introduceert verder het zogenoemde lage-inkomensvoordeel (een tegemoetkoming in de loonkosten voor werkgevers die mensen met een salaris tot 120% van het wettelijk minimumloon in dienst hebben). De invoering gaat in fases; eerst het lage-inkomensvoordeel in 2017, waarna de loonkostenvoordelen volgen in 2018.

Ook heeft het kabinet aangekondigd om enkele maatregelen later uit te werken, te weten:

  • Onderzoek naar het gebruik van de scholingsaftrek en de effectiviteit daarvan en bekijken of het wenselijk is om de middelen voor de aftrek van scholingsuitgaven in de inkomstenbelasting budgetneutraal op een andere manier in te zetten in het kader van een leven lang leren, ofwel buiten de fiscaliteit, ofwel binnen de fiscaliteit maar op een voor de Belastingdienst eenvoudiger uitvoerbare wijze.

  • Onderzoek naar de afschaffing van de zogenoemde 100%-toets voor aanspraken op ouderdomspensioen in het Witteveenkader, op grond waarvan het totaal opgebouwde ouderdomspensioen, kort gezegd, niet meer mag bedragen dan 100% van het laatstverdiende pensioengevend loon.

Met ingang van 2016 wordt voorgesteld dat de zogenoemde voordeelregel (formeel: het keuzeregime) wordt afgeschaft. Hierdoor sluit de loonheffing beter aan bij de inkomstenbelasting over het loon.

Naast het BP 2016 zijn er nog enkele andere belangrijke wijzigingen op mijn vakgebied.

Met ingang van 2016 geldt een nieuwe regeling voor het aanwijzen van een directeur grootaandeelhouder (dga). De nieuwe regeling is van toepassing op statutair bestuurders van vennootschappen en bevat criteria voor de beoordeling van de verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen. Uitgangspunt is mede de Wet arbeid en zorg. Voor de Wet arbeid en zorg gaat het er om, dat de dga als zelfstandige wordt beschouwd en op grond daarvan in aanmerking komt voor uitkeringen op grond van die wet voor zelfstandigen. Verder is het uitgangspunt dat degene die een arbeidsovereenkomst heeft met de vennootschap formeel onder gezag van de vennootschap staat, waarmee is voldaan aan de voorwaarden van verzekeringsplicht. Of materieel sprake is van een gezagsverhouding is niet relevant.

Leidend beginsel is dat als de bestuurder kan besluiten over zijn ontslag er geen sprake is van een ‘gezagsverhouding’. Als de bestuurder over zijn eigen ontslag kan besluiten, kan hij niet dus tegen zijn wil ontslagen worden. Indien de statutair bestuurder, afzonderlijk of met echtgenoot en/of familieleden, op grond van zijn statutaire positie de beslissende stem heeft in het besluit over zijn ontslag, is er geen sprake van ondergeschiktheid en daarmee niet van een reële gezagsverhouding en geen werknemerschap. Een verplichte werknemersverzekering is dan niet aan de orde. De ondergeschiktheid en gezagsverhouding of het ontbreken ervan worden gebaseerd op het stemrecht in het besluit over ontslag. De bevoegdheden ten aanzien van het besluiten over ontslag moeten worden bepaald aan de hand van de statuten.

Ook een andere aanpassing per 2016 betreft de zogenoemde personeelsleningen. Het regime van de werkkostenregeling kent geen normrente, zoals onder het oude systeem van vergoedingen en verstrekkingen, voor het vaststellen van het als loon te belasten rentevoordeel van een personeelslening. Tegenwoordig is hetgeen de werknemer minder betaalt aan rente op de lening van zijn werkgever dan dat hij in het economisch verkeer verschuldigd zou zijn, belast loon. Onder de werkkostenregeling bestaat nog wel een nihilwaardering voor het rentevoordeel voor de lening voor de aanschaf van een fiets, elektrische fiets en elektrische scooter. Deze nihilwaardering blijft bestaan. De nihilwaardering ter zake van de lening voor de aankoop of verbetering van een eigen woning van de werknemer, komt daarentegen te vervallen per 1 januari 2016.

Een derde punt van aandacht betreft de Wet aanpak schijnconstructies. Met Ingang van 1 juli 2015 is al een deel van de maatregel ingegaan. Per 1 januari 2016 gaan de volgende maatregelen in.

  • De werkgever mag het salaris niet meer volledig contant uitbetalen. Hij moet minimaal het salarisgedeelte gelijk aan het wettelijk minimumloon giraal overmaken.

  • De werkgever mag geen verrekeningen, bijvoorbeeld huisvesting of ziektekostenpremies, met het wettelijk minimumloon meer toepassen.

  • De werkgever moet meer gegevens vermelden op de loonstrook.

  • Het is niet meer mogelijk om een buitenlandse werknemer een deel van het minimumloon als kostenvergoeding te betalen. De werkgever moet het doel van de kostenvergoeding vermelden op de loonstrook van uw werknemer. Gebeurt dit niet? Dan kan de werkgever een bestuurlijke boete krijgen.

Een andere maatregel is het plan om per 1 januari 2016 de welbekende VAR te vervangen door de nieuwe Wet Deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA).

Het idee van DBA is dat opdrachtnemer samen met de opdrachtgever een eenvoudige voorbeeldovereenkomsten invult. Als dan conform de voorbeeldovereenkomst wordt gewerkt, geldt een vrijwaring voor de opdrachtgever. Op belastingdienst.nl. worden voorbeeldovereenkomsten gepubliceerd. Een afwijkende overeenkomst kan ook worden voorgelegd aan de Belastingdienst. Het beoordelen duurt ongeveer zes weken. Het is niet verplicht om zo’n overeenkomst voor te leggen. Het zorgt wel voor meer zekerheid vooraf over de vraag of de opdrachtgever loonheffingen moet inhouden of betalen.

Het is echter de vraag of deze wet doorgaat. De Eerste Kamer heeft zeer kritische vragen gesteld. Immers gelijk aan de VAR geldt ook hier weer: de werkzaamheden moeten onder gelijke omstandigheden plaatsvinden zoals in de overeenkomst is opgenomen. De praktijk is bepalend!! De staatssecretaris heeft de Eerste Kamer gevraagd uiterlijk 27 oktober in te stemmen met het voorstel.

Tot de nieuwe regeling ingaat kan nog gewoon gebruik worden gemaakt van de VAR.

Rien Vink (info@rienvinkloonheffingen.nl) is adviseur Loonheffingen. Nadere informatie: www.rienvinkloonheffingen.nl

 

 

Update Loonheffing en Werkkostenregeling in één dag
Bent u op zoek naar tips en actualiteiten op het gebied van loonheffingen en werkkostenregeling? Volg dan de eendaagse cursus Actualiteiten Loonheffing & Werkkostenregeling. Ontvang talloze tips en voorkom direct onnodige risico’s en torenhoge naheffingen. Meld u nu aan.

 

   

Gerelateerde artikelen