Belangrijke wijzigingen in Wwft (incl. 4 voorbeelden)
De aanscherpingen in de Wwft hebben gevolgen voor de instellingen die onder de Wwft vallen. In de herschreven Leidraad Wwft, Wwft BES en Sanctiewet 1977 geeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) nadere duiding aan de vereisten van de Wwft.
De nieuwe regelgeving verplicht instellingen die onder de Wwft vallen een risicobeoordeling op te stellen van hun risico’s op witwassen en terrorismefinanciering. Belangrijke wijzigingen zijn de aanpassing van de definitie van de ultimate beneficial owner (UBO) en het feit dat geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen binnenlandse en buitenlandse politically-exposed persons (PEP’s). Daarnaast wordt de inrichting van een compliance- en auditfunctie verplicht, wanneer dit evenredig is aan de aard en omvang van de onderneming. Ook is er sectorspecifieke guidance aan de leidraad toegevoegd, waarin voorbeelden worden gegeven van witwas- en terrorismefinancieringsrisico’s.
Naar aanleiding van de herziening van de wet heeft de AFM de veelgestelde vragen op haar website aangevuld en aangepast. Ook zijn er hieronder voorbeelden van ongebruikelijke transacties beschreven zodat instellingen die beter kunnen identificeren. De AFM verwacht dat instellingen direct in actie komen en hun beleid en processen aanpassen aan de veranderde eisen en daarbij hun cliëntendossier aanpassen en aanvullen.
Voorbeelden ongebruikelijke transacties
Zie hieronder een aantal voorbeelden van ongebruikelijke transacties die gemeld zijn bij de FIU-Nederland. Om herleidbaarheid te voorkomen zijn de voorbeelden geanonimiseerd en op een aantal onderdelen aangepast.
1. Verkoop pand ver boven taxatiewaarde
Een (beheerder van een) beleggingsinstelling koopt en verkoopt vastgoed als investering. Bij de verkoop van een pand met een horecabestemming biedt de koper een bedrag dat ruim tweemaal hoger is dan de taxatiewaarde. Voordat de verkoop was gesloten heeft de beleggingsinstelling nader onderzoek gedaan naar de kopende partij. Er is een screening uitgevoerd naar de potentiële koper en de herkomst van het vermogen is onderzocht. Op basis van het onderzoek is besloten tot de verkoop over te gaan. Desalniettemin viel het verschil tussen de verkoopsom en taxatiewaarde op en heeft de beleggingsinstelling besloten de ongebruikelijke transactie te melden bij FIU-Nederland.
2. Onduidelijkheid over fiscaliteit
Een beleggingsonderneming heeft een stichting als klant. De oprichter heeft een aanzienlijk kapitaal gestort in deze stichting. De stichting is aangewezen als een algemeen nut beogende instelling (ANBI) en daarom kan gebruik worden gemaakt van belastingvoordelen bij bijvoorbeeld erven of schenken. De beleggingsonderneming vermoedt echter dat de stichting gebruikt wordt om fiscale fraude te plegen. De beleggingsonderneming twijfelt namelijk of de stichting daadwerkelijk de werkzaamheden verricht zoals bedoeld in de statuten van de stichting. De beleggingsonderneming vermoedt dat de stichting onterecht een ANBI-status heeft en de oprichter zijn belastingplicht ontduikt. De beleggingsonderneming heeft melding gemaakt van mogelijke fiscale fraude bij FIU-Nederland. Op 7 oktober 2008 heeft de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2008:BD2774) geoordeeld dat fiscale fraude een vorm van witwassen is. Uit het arrest volgt dat sprake is van witwassen in geval de gelden uit belastingfraude afkomstig zouden zijn.
3. Wasserette betaalt grote sommen geld contant
Een beleggingsinstelling heeft een aantal panden in haar beleggingsportefeuille. In een van deze panden is een wasserette gevestigd. De eigenaar van deze wasserette heeft al meerdere malen huurachterstanden gehad, die hij uiteindelijk steeds contant voldoet. Om ontruiming te voorkomen doet de eigenaar van de wasserette op een gegeven moment wederom een contante betaling aan de deurwaarder van €21.500. De beleggingsinstelling heeft deze ongebruikelijke transactie vervolgens gemeld bij de FIU-Nederland.
4. Een hooggeplaatste persoon uit Irak als cliënt
Een beleggingsinstelling heeft een fonds in Luxemburg met daarin een hooggeplaatste Irakees als belegger. De Irakees belegt in dit fonds via een investment holding company gevestigd op Panama, waarachter een trust is geplaatst. Deze persoon is een van de uiteindelijke belanghebbenden van deze trust. De beleggingsinstelling heeft de cliënt bij aanvang van de zakelijke relatie aangemerkt als een ‘hoogrisicocliënt', omdat uit onderzoek van de instelling blijkt dat de Irakees een zogeheten politiek prominent persoon is. Gedurende de jaren vinden er meerdere grote bijstortingen in het fonds plaats door deze cliënt. Op een zeker moment krijgt de beleggingsinstelling bericht van haar transfer agent – aan wie zij het cliëntenonderzoek heeft uitbesteed – dat deze cliënt bestuurder zou zijn van een bank die op een sanctielijst staat. Uit eigen onderzoek van de instelling blijkt vervolgens niet dat deze bank op een sanctielijst staat en ook blijkt niet dat deze cliënt betrokken is bij witwassen en/of terrorismefinanciering. Volledigheidshalve besluit de instelling toch te melden bij de FIU-Nederland.