Autobelastingen als beleidsinstrument: Rekenkamer beantwoordt kamervragen
In een brief aan de Tweede Kamer van 6 februari 2020 geeft de Algemene Rekenkamer antwoord op schriftelijke vragen van de Tweede Kamer naar aanleiding van het onderzoeksrapport Autobelastingen als beleidsinstrument
1. Zijn er stimuleringsmaatregelen waarmee het bezit/gebruik van schone voertuigen voor mensen met (beneden)modaal inkomen aangejaagd kan worden?
In het huidige stelsel van de autobelastingen zijn er voor de groep mensen met een (beneden)modaal inkomen geen specifieke stimuleringsmaatregelen opgenomen waarmee het bezit/gebruik van schone voertuigen wordt aangejaagd.
2. Hoeveel CO2 wordt er vergroend per bestede euro aan stimulering (bijvoorbeeld door verlaagde tarieven)?
De autobelastingen omvatten diverse fiscale prikkels die effect kunnen hebben op de CO2-uitstoot van auto’s. De mate waarin een reductie van CO2 optreedt, is afhankelijk van de gedragsreacties op deze fiscale prikkels. In onze brief van juni 2019 over de stimulering van elektrische auto’s1 hebben we toegelicht dat de becijfering van de mogelijke CO2-reductie onder meer afhankelijk is van veronderstellingen over benzine- of dieselauto’s die niet in het wagenpark terecht komen als gevolg van de stimulering van elektrische auto’s (de ‘counterfactual’). We zijn van plan hierop terug te komen in ons medio dit jaar te verschijnen rapport, waarmee we dit onderzoek van ons naar de autobelastingen afsluiten.
3. Welke remmen zijn er om overstimulering te voorkomen gezien het effect van prikkels, zoals door u aangegeven, op dit moment ‘beperkt’ is?
Overstimulering kan worden beschouwd als het tegenovergestelde van een te beperkte werking van fiscale prikkels. Als voor overstimulering wordt gevreesd, is het mogelijk om fiscale maatregelen bij te stellen of eventueel af te schaffen. Zo is bijvoorbeeld de fiscale stimulering van nul-emissieauto’s aangepast, in het kader van het Klimaatakkoord.
Lees hier de volledige brief van de rekenkamer.