Alsnog bezwaar mogelijk tegen correctie btw-uitspraak privégebruik auto?
door mr. Reinder de Jong
Dit gebeurde in een collectieve uitspraak op bezwaar van 1 juni 2017. Mogelijk is er toch nog een rechtsingang als om een individuele uitspraak op bezwaar wordt gevraagd.
Te weinig tijd voor motivering bezwaarschriften
Per 1 juli 2011 zijn er ingrijpende wijzigingen doorgevoerd in de heffing van btw over het privégebruik van een auto van de zaak, die geleid hebben tot honderdduizenden bezwaarschriften. De Staatssecretaris heeft al deze bezwaren aangewezen als een zogenaamd collectief massaal bezwaar. De Hoge Raad heeft op 21 april 2017 beslist op de belangrijkste rechtsvragen en belanghebbenden deels in het gelijk gesteld. De Belastingdienst heeft individuele belanghebbenden vervolgens tot 15 juli 2017 in de gelegenheid gesteld om hun bezwaren nader te motiveren. De nader gemotiveerde bezwaren – in totaal slechts 1874 – zijn vervolgens allemaal afgewezen.
Het niet verwonderlijk dat zo weinig bezwaarschiften nader zijn gemotiveerd. Het was voor een gemachtigde ondoenlijk om binnen een dergelijke onredelijk korte termijn de benodigde bewijsstukken van talloze belanghebbenden te verzamelen.
Wat is een redelijke termijn voor motivering bezwaar?
In de toelichting van de collectieve uitspraak op bezwaar overwoog de inspecteur dat het oordeel van de Hoge Raad met zich brengt dat hij de bezwaarschriften waarin de voornoemde kwestie (impliciet) aan de orde is gesteld in zoverre gegrond verklaart. Voor het bepalen van de omvang van het privégebruik van de auto was echter wel nader onderzoek nodig. De inspecteur stelde vast dat daarvoor noodzakelijk is dat de belanghebbende die dit betreft binnen een redelijke termijn aanvullende gegevens aan hem verstrekt en het recht op teruggave van btw aannemelijk maakt.
Redelijke termijn is volgens Financiën 6 en geen 12 weken
De datum van 15 juli 2017 leek een eigen invulling van de Belastingdienst te zijn van de “redelijke termijn” uit de collectieve uitspraak op bezwaar. De vaste commissie voor Financiën heeft de Staatssecretaris gevraagd de Kamer te informeren of hij wou overwegen de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift te verlengen naar twaalf weken. In een kamerbrief van 7 september 2018 gaf de Staatssecretaris aan dat verlenging van de termijn niet mogelijk is, nu de termijn uit artikel 6:6 Awb van openbare orde is, en dat voor verlenging een wetswijziging noodzakelijk zou zijn. Ook gaf hij aan dat alle bezwaarschriften tegen de btw-correctie voor het privégebruik van auto’s over de tweede helft 2011 tot en met 2016 inmiddels waren afgedaan. Nu de termijn van zes weken voor de nadere onderbouwing ruimschoots is verstreken acht de Staatssecretaris het niet opportuun, en in zijn algemeenheid onwenselijk, om de termijn te verlengen naar twaalf weken.
Wij zijn het niet eens met het standpunt van de Staatssecretaris. De korte termijn van 15 juli 2017 voor het indienen van een nadere motivering kan niet worden onderbouwd door achteraf simpelweg te verwijzen naar de wettelijke termijn(en) van artikel 6:6 (in verhouding to 6:5 en 6:7) uit de Awb. De enige wettelijke termijn is de zes-maanden termijn van artikel 25e lid 4 AWR. In dit artikel is bepaald dat een inspecteur binnen zes maanden na de kennisgeving van de collectieve uitspraak op bezwaar een teruggaaf dient te verlenen, indien de bezwaren waarvoor de aanwijzing massaal bezwaar geldt betrekking hebben op ingehouden of op aangifte afgedragen belasting.
Wettelijke termijn van zes maanden toepasbaar?
In de parlementaire geschiedenis (MvT, Kamerstuk Tweede Kamer 2015/16, 34305, nr. 3, p. 51) is overwogen: "(…) De collectieve uitspraak is niet meer en niet minder dan de weergave van het in rechte verkregen definitieve antwoord op de rechtsvraag, al dan niet met accessoire kwesties. Daarbij doet het er niet toe of uiteindelijk de inspecteur dan wel de belastingplichtige gelijk heeft gekregen. Indien de inspecteur geheel of gedeeltelijk in het ongelijk wordt gesteld, moet vervolgens wel voor iedere belastingplichtige cijfermatig uitvoering worden gegeven aan de uitspraak. (…) Omdat het bij bezwaren die onder de aanwijzing massaal bezwaar vallen per definitie om grote aantallen gaat, wordt de termijn voor de cijfermatige aanpassing gesteld op zes maanden.”
De Staatssecretaris neemt in de kamerbrief van 7 september 2018 het standpunt in dat de termijn van zes weken redelijk is, nu het nader onderbouwen van het werkelijke privégebruik slechts een rol kan spelen bij belanghebbenden die “reeds aanstonds bedoeld hebben dit aspect in hun bezwaarschrift te betrekken, en die derhalve geacht worden reeds sinds de indiening van hun bezwaarschrift de benodigde gegevens voorhanden te hebben”. In dit kader speelt volgens de Staatssecretaris ook mee dat de uitspraak van de Hoge Raad dateerde van 21 april 2017 en in dit arrest (zie ECLI:HR:2017:712) heeft beschreven hoe een belanghebbende het privégebruik van een auto kan aantonen.
De Staatssecretaris gaat voorbij aan het feit dat het voor de gemachtigden onmogelijk was om voor duizenden individuele belanghebbenden binnen zes weken na de collectieve uitspraak op bezwaar van 1 juni 2017 alle feitelijke gegevens te verzamelen en aan te leveren. Zeker niet nu deze datum midden in de zomerperiode viel.
De verwijzing van de Staatssecretaris naar 6:6 Awb is ook om andere redenen niet logisch. In een brief aan de Kamer van 9 mei 2018 heeft de Staatssecretaris het “Draaiboek inhoudelijke behandeling ‘Opgaaf aanvullende gegevens privégebruik auto btw” aan de Kamer openbaar gemaakt. Daarin was opgenomen: ”Aan de termijn van 15 juli 2017 wordt strikt de hand gehouden. Verzoeken van ondernemers/adviseurs waarin wordt verzocht om verlenging van de termijn, worden afgewezen. Op verzoeken die binnenkomen op of na 15 juli 2017 wordt geen teruggaaf verleend”. In dit memo wordt met deze passage nota bene uitdrukkelijk afgeweken van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht, waarin is bepaald dat de inspecteur een belastingplichtige vier weken de gelegenheid een vormverzuim (zoals de motiveringstermijn) te herstellen. Mocht het verzuim niet binnen die vier weken hersteld zijn, dan krijgt de indiener van de inspecteur volgens het Besluit zelfs nog een extra termijn van twee weken.
Belastingdienst wijst vrijwel alle 478.000 bezwaren af
Op 23 oktober 2018 heeft de Staatssecretaris in een nieuwe brief de Kamer nader geïnformeerd over de hoeveelheid belastingplichtigen die niet tijdig een bezwaarschrift of nadere onderbouwing hebben ingediend. In totaal hebben ruim 478.000 belastingplichtigen bezwaar gemaakt. Het ingediende bezwaarschrift werd geacht tevens (tijdig) te zijn ingediend voor toekomstige tijdvakken/jaren. Een bezwaarschrift kon – indien ontvangen buiten de wettelijke bezwaartermijn – te laat zijn ingediend voor een reeds verstreken tijdvak, maar tegelijkertijd tijdig zijn voor toekomstig tijdvakken. In hoeveel gevallen het door deze ondernemers ingediende bezwaarschrift kwalificeerde als niet-tijdig voor reeds verstreken tijdvakken en tegelijkertijd als tijdig kwalificeerden voor toekomstige tijdvakken, is volgens de Staatssecretaris niet bekend, nu vrijwel alle bezwaarschriften zonder verdere inhoudelijke beoordeling ongegrond verklaard zijn door de publicatie van de collectieve uitspraak op bezwaar.
Slechts 1847 bezwaarschriften zijn inhoudelijk beoordeeld
Van 1847 belastingplichtigen die wel een nadere onderbouwing van het werkelijke privégebruik hadden ingediend heeft de Belastingdienst het ingediende bezwaarschrift inhoudelijk beoordeeld. Bij deze inhoudelijke beoordeling is volgens de Staatssecretaris ook gekeken voor welke tijdvakken het bezwaarschrift tijdig was ingediend. Als voor een tijdvak te laat bezwaar was ingediend is het bezwaarschrift voor dat tijdvak niet-ontvankelijk verklaard. Het is echter niet meer na te gaan in hoeveel gevallen sprake was van een bezwaarschrift dat voor enig tijdvak te laat is ingediend. Volgens de Staatssecretaris zijn alle nader gemotiveerde bezwaarschriften als tijdig aangemerkt en door de Belastingdienst inhoudelijk beoordeeld.
Collectieve uitspraak op bezwaar is efficiënte en goedkope wijze van afwijzing
De Staatssecretaris vult de “redelijke termijn” in door te verwijzen naar de wettelijke termijn van artikel 6:6 (e.v.) Awb, maar wijkt vervolgens in een intern memo wel af van de reguliere verlenging van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht. De collectieve uitspraak op bezwaar lijkt te worden ingezet om rechtsmiddelen te beperken en massale bezwaarprocedures zo efficiënt en goedkoop mogelijk af te kunnen wijzen. Uit de meeste recente kamerbrief van 23 oktober 2018 blijkt dat ook dit oneigenlijke doel in deze kwestie is bereikt.
Verzoek om individuele uitspraak op bezwaar opent nieuwe rechtsgang
Gelet op de overwegingen van de Hoge Raad en de bewoordingen van het collectieve uitspraak op bezwaar kan alsnog uitdrukkelijk om een individuele uitspraak op bezwaar worden gevraagd. Hiermee wordt mogelijk een nieuwe rechtsgang geopend. Weigert de inspecteur individueel uitspraak op bezwaar te doen, dan kan op grond van artikel 6:2 aanhef en sub a Algemene wet Bestuursrecht beroep worden ingesteld vanwege de fictieve weigering. Als de fiscale rechter dit uiteindelijk anders ziet kan een belanghebbende zich nog wenden tot de civiele rechter als restrechter, nu in dat geval bestuursrechtelijk alle rechtsmiddelen daadwerkelijk zijn uitgeput.
Heeft u als ondernemer, adviseur of gemachtigde te maken met de collectieve uitspraak op bezwaar inzake de btw-correctie privégebruik auto of heeft de fiscus uw gemotiveerde bezwaar ongegrond verklaard? Neem dan voor specifieke vragen hierover gerust vrijblijvend contact met mij ofmet mijn collega mr. Roelof Vos op.
Mr. Reinder de Jong van Hertoghs advocaten-belastingkundigen te Rotterdam is fiscaal specialist bij Fiscaalconsult. Zijn specialisme(n): Formeel belastingrecht, fiscaal strafrecht en indirecte belastingen (btw)