Aegon gaf onvoldoende voorlichting over beleggingsverzekeringen
De rechtbank oordeelt ten eerste dat een aantal verwijten van de Vereniging over onvoldoende voorlichting over de kosten en overlijdensrisicopremie bij het aanbieden van deze beleggingsverzekeringen opgaat. Ook oordeelt de rechtbank dat wilsovereenstemming bij het aangaan van de verzekeringen op een aantal punten ontbreekt. Dit oordeel geldt niet voor zover FundPlan voorzag in een gegarandeerde uitkering bij leven, zoals bij een groot deel van deze beleggingsverzekering het geval is.
Financiële consequenties voor Aegon nader te bepalen
De concrete financiële consequenties van deze oordelen voor Aegon en de verzekeringnemers van KoersPlan, VermogensPlan en FundPlan gaat de reikwijdte van deze collectieve actie te buiten. De eventuele schadeplichtigheid van Aegon moet in individuele gevallen worden beoordeeld, na vaststelling van een redelijk niveau van de kosten en overlijdensrisicopremie waarvan de hoogte niet is overeengekomen.
Verwijten waar rechtbank niet in mee gaat
De verwijten van de Vereniging die niet opgaan, gaan over onder meer het zogenaamde crashrisico. Dit is het risico dat een of meer (forse) koersdalingen – zeker als die zich aan het eind van de looptijd van de beleggingsverzekering voordoen – tot gevolg hebben dat het feitelijk niet meer mogelijk is om het voorbeeldkapitaal te kunnen bereiken. De rechtbank oordeelt dat dit onderdeel is van het reguliere beleggingsrisico. De verwijten over onjuiste en misleidende voorbeeldberekeningen, die de Vereniging onder de noemer fata morgana-effect naar voren had gebracht, gaan – op één na – niet op. De rechtbank volgt de Vereniging ook niet in haar betoog over de door haar als ‘oneerlijk’ bestempelde bedingen.
Het oordeel in de drie individuele zaken stemt overeen met de in de collectieve actie gegeven oordelen over KoersPlan en VermogensPlan en FundPlan.