Advies A-G: zaak nertsenhouders tegen de Staat moet over
In 2013 is een wet aangenomen die de pelsdierhouderij verbiedt vanaf 1 januari 2024. De overheid gaat ervan uit dat de nertsenhouders in de tussenliggende overgangstermijn de investeringen die zij in hun bedrijf hebben gedaan kunnen terugverdienen. De nertsenhouders zijn het daar niet mee eens: volgens hen beperkt het verbod op uitbreiding en overdracht van hun bedrijven de bedrijfsuitvoering tijdens de overgangstermijn en biedt de overgangstermijn daardoor geen redelijke compensatie.
In cassatie hebben de nertsenhouders zich beroepen op het eigendomsrecht (artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens). Volgens hen zouden ook gederfde toekomstige inkomsten onder deze bescherming moeten vallen. Volgens de advocaat-generaal gaat deze uitleg verder dan de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en kan de Nederlandse rechter daarom niet oordelen dat de wet die de pelsdierhouderij verbiedt in strijd is met de mensenrechten.
De nertsenhouders komen ook op tegen het oordeel van het hof dat de nertsenhouders niet worden onteigend maar dat hun eigendom wordt gereguleerd. Maar volgens de advocaat-generaal heeft het hof terecht geoordeeld dat hier van een feitelijke onteigening geen sprake is.
Wel is de advocaat-generaal van mening dat het hof ten onrechte het bewijsaanbod van individuele nertsenhouders heeft gepasseerd in verband met de vraag of de overgangsperiode individuele nertsenhouders in staat stelt hun investeringen terug te verdienen. Het hof heeft zich ten onrechte beperkt tot de vraag of de overgangsperiode in algemene zin de schade van de nertsenhouders beperkt. Daarom moet het hof de zaak opnieuw onderzoeken, aldus de advocaat-generaal.
Een conclusie is een onafhankelijk, rechtsgeleerd advies aan de Hoge Raad die vrij is dat al niet te volgen. De advocaat-generaal is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie.
De Hoge Raad doet in deze zaak uitspraak op 16 december 2016.