Accountantskamer: Te laat is te laat
Zo dus ook in onderhavig geval. Op 22 december 2015 kwam bij de Accountantskamer een brief binnen waarin de tuchtklacht werd aangekondigd. In januari 2016 volgde de brief waarin werd bekendgemaakt tegen welke vier RA’s de tuchtklacht was gericht.
De tuchtklacht bleek te gaan om een onderzoek in de jaren 2007 tot en met 2009 door een accountantskantoor waar de vier RA’s destijds werkten. Er werd een onderzoek uitgevoerd naar een stichting waarvan de klager vanaf 1 april 2000 de penningmeester was. Het doel van het onderzoek was het in kaart brengen van de feiten met betrekking tot de bankrekeningen van de stichting, teneinde het stichtingsbestuur inzicht te geven in de in- en uitgaande geldstromen en – indien van toepassing – in de gelegenheid te stellen om correctiemaatregelen te initiëren, waaronder juridische procedures. De advocaat van de stichting heeft de opdracht in een bericht aan het accountantskantoor van 16 oktober 2007 bevestigd. Bij brief van 22 oktober 2007 heeft het kantoor een opdrachtbevestiging gezonden aan het bestuur van de stichting, die op 25 oktober 2007 ondertekend retour is gezonden. Daarna is het onderzoek van start gegaan. Een eerste versie van het zogeheten wederhoorrapport is op 13 juni 2008 aan klager toegezonden en dit is op 3 en 4 juli 2008 met klager en diens adviseurs besproken. Het definitieve rapport is op 24 december 2009 uitgebracht.
De tuchtklacht bestond er onder meer uit dat de stichting de opdracht niet verstrekt zou hebben en geen mandaat gegeven had, dat ondanks een duidelijke opdracht de gelden boven de 7.500 euro niet zouden zijn onderzocht en dat in de opdracht een vervalsing zou zijn gemaakt.
De Accountantskamer legt nog maar eens uit dat een klacht niet in behandeling wordt genomen indien tussen het moment van het verweten handelen of nalaten en het moment van indiening van de klacht een periode van zes jaar is verstreken. Ook kan geen klacht meer worden ingediend indien op het moment van indienen van de klacht drie jaren zijn verstreken nadat klager heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren dat het handelen of nalaten in strijd is met het bij of krachtens de Wta of de Wab bepaalde of met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.
In deze zaak hebben alle klachtonderdelen betrekking op handelen en/of nalaten dat – in elk geval – uiterlijk op of vóór 24 december 2009 heeft plaatsgehad. De onderhavige klacht tegen betrokkenen is dan ook niet-ontvankelijk. Klager heeft op 2 maart van dit jaar nog verzocht om te mogen repliceren op het door betrokkenen ingediende verweerschrift. “Nu echter vaststaat dat de klacht niet-ontvankelijk is op grond van de zesjaarstermijn, en de aanvang en het verloop van deze termijn niet afhankelijk is van enige wetenschap van klager, kan enige reactie op het verweerschrift klager niet baten. Reeds hierom wordt het niet opportuun geacht klager in de gelegenheid te stellen te repliceren,” aldus de Accountantskamer.