‘Accountants zijn subassertief en hebben gebrek aan zelfreflectie’
Wietsma wijst vier oorzaken aan waarom de cultuurverandering in de accountancy moeizaam verloopt:
Ten eerste zijn de meeste accountantskantoren nog altijd geldgedreven. Declarabiliteit is nog altijd een van de belangrijkste KPI’s binnen accountantskantoren. Er is weinig mededogen voor de medewerker die langer over een opdracht heeft gedaan omdat hij kwaliteit wilde leveren.
Het tweede punt betreft de omstandigheid dat accountants die werkzaam zijn in het midden- en kleinbedrijf zichzelf niet als vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer beschouwen. Men ziet zich primair als vertrouwensman voor de klant en zolang die de nota betaalt, is er niet veel aan de hand.
Als derde punt noemt Wietsma de subassertiviteit van accountants: ‘Accountants zien veel en vinden vaak van alles, maar men is –intrinsiek- niet in staat om klanten moreel aan te spreken op gedrag dat niet kan. Ook vindt men het lastig om elkaar aan te spreken. Als men elkaar wel eens aanspreekt dan gaat het meestal over punten als declarabiliteit en winstgevendheid.’
Het vierde punt betreft het gebrek aan zelfreflectie. Wietsma: ‘Accountants vinden het lastig in de spiegel te kijken. Ze doen dat niet graag en als ze het wel doen dan is er vaak sprake van zelfoverschatting.’
Volgens Wietsma moeten eigenaren van accountantskantoren bij zichzelf te rade gaan en daarbij een eerlijk antwoord op de volgende vragen formuleren. ‘Ten eerste zal men de vraag moeten beantwoorden waarom men nog accountantskantoor is. Is dat omdat die beschermde titel een zekere omzet genereert of is dat vanuit de volle overtuiging dat je als accountant daadwerkelijk een bijdrage levert aan de financiële veiligheid van alle partijen met wie jouw klant zaken doet. Ten tweede moet antwoord worden gegeven op de vraag voor welke kwaliteitsstandaard men wil staan. Dat men daarbij rekening houdt met de beroepsstandaarden is logisch, maar de kwaliteitsstandaard van een individueel kantoor gaat verder dan de beroepsstandaard. Natuurlijk zal het kantoor daarbij ook in kaart moeten brengen in hoeverre de huidige kwaliteitsstandaard afwijkt van de gewenste kwaliteitsstandaard. De derde vraag die aan de orde komt gaat over het vrijmaken van tijd, geld en middelen. Hoeveel ruimte wil men hiervoor vrijmaken in de begroting? Welke tijdslijnen zijn haalbaar en nog belangrijker wie mag de stok achter de spreekwoordelijke deur zijn?’ aldus Wietsma.