Accountant mocht weigeren stukken te verstrekken
In april 2013 gingen het handelshuis in bloemen Florimex en aanverwante bedrijven failliet. De onderneming had een jaaromzet van circa 210 miljoen euro met vestigingen in onder meer Nederland, Duitsland en Portugal. Er werkten honderden mensen. De curator die door de rechtbank inzake het faillissement was aangewezen, wilde van de externe accountant van Deloitte gegevens uit het dossier. Die weigerde en liet de correspondentie over aan de bedrijfsjurist. Volgens de curator is de accountant daarmee niet bereid geweest verantwoording af te leggen. Daardoor wordt het hem moeilijk gemaakt zijn wettelijke taak uit te voeren om het faillissement te onderzoeken, zo klaagde hij. De beklaagde had onder meer als verweer dat dit misbruik van tuchtrecht was. De klacht kan gezien worden als een verkapte civielrechtelijke vordering. De Accountantskamer verwierp dit verweer.
De tuchtrechter oordeelde ook dat het niet vreemd is dat de accountant enige terughoudendheid betrachtte in het verstrekken van stukken. “De Accountantskamer tekent hierbij nog aan dat de brieven van klager van meet af de suggestie in zich bergen dat klager van oordeel is dat betrokkene is tekortgeschoten en rekening dient te houden met een schadeclaim, zonder dat duidelijk wordt gemaakt waarin dat tekortschieten is gelegen”, staat in het vonnis te lezen. Of de accountant gehouden is tot het verstrekken van stukken is ook afhankelijk van het onderzoek dat de curator heeft verricht. Maar eventuele tekortkomingen door de accountant zijn door de curator nooit onderbouwd. Daarmee heeft hij onvoldoende duidelijk gemaakt welk belang hij had bij die stukken. Dat maakt volgens de tuchtrechter dat er geen grond is te oordelen dat de weigering stukken te verstrekken strijd oplevert met enig fundamenteel beginsel uit de beroepsregels voor accountants. Maar de accountant had wel in algemene zin informatie moeten verstrekken over de uitvoering van zijn werkzaamheden. Zo had hij het merendeel van de vragen die de curator in een brief hem stelde, moeten beantwoorden. Wat dit betreft is de klacht wel gegrond.
De tweede klacht ging over de vraagtekens die de curator heeft bij de onderbouwing van de continuïteitsveronderstelling in de stukken. De accountant had volgens hem wel degelijk informatie dat het niet goed ging met het bedrijf. Maar deze klacht heeft de curator onvoldoende onderbouwd en is ongegrond, aldus de tuchtrechter. Hoewel de eerste klacht voor een klein deel gegrond is, legt de Accountantskamer geen maatregel op.
Lees ook:
[Door: Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle]