Accountant misleidde niet met rapport Sprintplan

Een accountant die rapporteerde over het omstreden Sprintplan van Aegon heeft met zijn rapport niet bewust gepoogd anderen te misleiden en bedriegen. Dat oordeelde het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb).

De klacht was ingediend door de advocaat die namens vereniging Consument & Geldzaken onderzoek liet doen. Volgens de raadsman heeft het Garantiefonds van Sprintplan niet in obligaties belegd, zoals werd gesteld, maar slechts in opties op obligaties. Beleggen in opties vergt veel minder kapitaal dan de aankoop van obligaties. De raadsman is van mening dat “aan consumenten die Sprintplan-certificaten hebben aangekocht ten onrechte grote bedragen zijn geleend, welke benodigd zouden zijn voor de aanschaf van obligaties door het Garantiefonds, terwijl het in werkelijkheid slechts optieovereenkomsten heeft gesloten'', zo staat in het vonnis te lezen. Hij liet de beklaagde accountant onderzoek doen. Dat rapport leidde tot een klacht bij de Accountantskamer die in februari 2015 ongegrond werd verklaard.

Volgens de advocaat heeft de accountant in zijn rapporten “willens en wetens onjuiste informatie opgenomen'' en “gerapporteerd dat een algemeen beeld naar voren komt dat waarschijnlijk is belegd in obligaties en geconcludeerd dat het Garantiefonds heeft belegd in obligaties''. Dit alles met als doel hem “en anderen die van die rapporten kennis zouden nemen te misleiden en te bedriegen''. Hij voelt zich opgelicht door de accountant, staat in zijn beroep.

Het College is het met de Accountantskamer eens dat de stelling dat de accountant op basis van de stukken tot de conclusie had moeten komen dat niet in obligaties was belegd, niet houdbaar is. De accountant dient niet alleen het belang van de opdrachtgever, maar ook het algemeen belang in het oog te houden. “Gelet op de toegevoegde waarde die in het maatschappelijke verkeer aan een accountantsrapport in een gerechtelijke procedure wordt toegekend en het algemene belang dat rechtspraak op objectieve waarheidsvinding berust, betekent dit dat de accountant ervoor dient te zorgen dat zijn rapportage deze waarheidsvinding niet belemmert, doordat deze te eenzijdig is toegespitst op het standpunt/belang van de opdrachtgever'', aldus het College.

Voorzichtig

De conclusies van de accountant waren voorzichtig. “De eerste onderzoeksvraag of er aanwijzingen zijn dat het AEGON Garantiefonds mogelijk niet zorgvuldig heeft gehandeld met het via het Sprintplan ingelegde vermogen kan niet bevestigend worden beantwoord. Anderzijds kan evenmin bevestigend worden beantwoord dat het AEGON Garantiefonds zorgvuldig heeft gehandeld met het via het Sprintplan ingelegde vermogen. De ter beschikking staande informatie is onvoldoende om hierover een uitspraak te kunnen doen. De tweede onderzoeksvraag of het Aegon Garantiefonds in de jaren 1997-2007 heeft belegd in echte aandelen kan niet met zekerheid worden beantwoord'', zo citeerde het College uit die conclusies.

De advocaat liet een andere accountant in 2013 een nader rapport opstellen. Die oordeelde dat “uit de inhoud van de jaarrekeningen van het Garantiefonds zonneklaar blijkt dat het Garantiefonds in de jaren 1997-2009 enkel heeft belegd in opties en niet in (zero-coupon) obligaties''. Maar dat de beklaagde accountant tot stelliger conclusies had kunnen komen zonder te handelen in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid is volgens het College niet bewezen. Daaraan doet de conclusie uit het rapport van 2013 niet af. “Het College is echter van oordeel dat betrokkene in zijn rapporten niet heeft gerapporteerd of geconcludeerd dat het Garantiefonds in obligaties heeft belegd. Betrokkene heeft in de conclusie van het rapport van 15 februari 2012 juist het vermoeden uitgesproken dat het Garantiefonds niet heeft belegd in obligaties. Betrokkene heeft zich naar het oordeel van het College op het standpunt kunnen stellen dat slechts na het onderzoeken van de administratie van het Garantiefonds en de andere bij de beleggingen betrokken vennootschappen meer duidelijkheid kan worden gegeven. De vergaande verwijten dat betrokkene zich schuldig zou hebben gemaakt aan misleiding, bedrog en oplichting heeft appellant niet aan de hand van concrete voorbeelden toegelicht en deze treffen daarom geen doel.''

Ook de overige grieven zijn ongegrond verklaard.

Lees ook:

[Door: Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle]

Gerelateerde artikelen