Accountant krijgt waarschuwing voor beperkte toelichting in jaarrekening [14/2715]
De ex-bestuurder van een BV daagde vrijdag een accountant voor de tuchtrechter omdat hij de onderneming op liquiditeitswaarde had moeten waarderen. Volgens de accountant kon dat niet. Van een aanstaand faillissement was zeer zeker geen sprake.
De ex-bestuurder van een BV daagde een accountant voor de tuchtrechter omdat hij de onderneming op liquiditeitswaarde had moeten waarderen. Volgens de accountant kon dat niet. Van een aanstaand faillissement was zeer zeker geen sprake.
Dat bleek tijdens de zitting in de accountantskamer. De klager was bestuurder van enkele BV’s uit een conglomeraat van 120 ondernemingen, zo stelde hij. De zaak draait om een geheim te houden afspraak die bestuurders met banken maakten. Het ging hier om een zogeheten stand-still voor de duur van twee jaar. Gedurende die periode zouden de banken over een lening geen rente heffen en zouden ze geen aflossingen opeisen. De onderneming gebruikte die periode om de vastgoedportefeuille ‘gecontroleerd af te bouwen’, zo stelde de RA. Volgens de ex-bestuurder ging het hier juist om een ‘gecontroleerd faillissement’.
Hij noemde het verbazingwekkend dat de accountant ‘doodleuk een continuïteitsveronderstelling vermeldde in de jaarstukken’. Dat het bedrijf nog niet failliet is, komt volgens hem omdat een project nog niet is afgerond. Voor dat project was medewerking nodig van de gemeente Zeist en ProRail en die zou er mogelijk niet komen als het bedrijf failliet was.
De ex-bestuurder tekende de jaarrekening niet. "Het past niet om jaarstukken te tekenen gebaseerd op een continuïteitsveronderstelling. Dit is voor mij aanzetten tot paulianeus handelen.” De afspraak rond de stand-still ging echter verder, zei de accountant in zijn verweer. Zo was overeengekomen dat de hoofdaandeelhouder voor 2 miljoen euro aan onroerend goed zou afnemen. "Dan kan het niet zo zijn dat je bezig bent met de aanvraag van een faillissement.” Ook in gesprekken met de directie is nooit gesproken over een faillissement, aldus de RA. Wel zouden de kosten teruggebracht worden. Een van de gevolgen daarvan was dat personeel ontslagen werd, waaronder de klager in deze zaak.
Vonnis:
Van een aan het personeel gemeld aanstaand faillissement was geen sprake, maar de toelichting op de jaarrekening van een BV schoot tekort. Om die reden gaf de Accountantskamer een accountant een waarschuwing.
Dat bleek uit het vonnis in de tuchtzaak die was aangespannen door een ex-bestuurder van de betreffende onderneming. De partijen stonden in februari tegenover elkaar bij de tuchtrechter. Daarna volgde een schriftelijke ronde waarin beide partijen nieuwe stukken mochten aandragen.
De kern van de zaak draait om het volgende: bestuurders van een conglomeraat van tientallen BV’s zouden een geheime afspraak gemaakt hebben met de banken. Die afspraak behelsde een stand-still van twee jaar. In die periode werd over de leningen geen rente gevraagd of aflossingen opgeëist. De onderneming gebruikte die tijd om de vastgoedportefeuille ‘gecontroleerd af te bouwen’, was de conclusie van de beklaagde RA. Volgens de ex-bestuurder was hier echter sprake van een gecontroleerd faillissement. Aan het personeel zou het faillissement al zijn aangekondigd.
Dat laatste heeft de Accountantskamer niet uit de stukken geconcludeerd. ‘Dat zich andere omstandigheden voordeden die maakten dat duurzame voortzetting van het geheel van de werkzaamheden van de rechtspersonen onmogelijk was, is gesteld noch gebleken’, aldus de tuchtrechter. Volgens de klager had de betrokkene de jaarrekeningen van de projectvennootschappen niet mogen samenstellen op basis van continuïteit, omdat daarmee de buitenwereld op het verkeerde been is gezet. Volgens de tuchtrechter is niet gebleken dat deze continuïteitsveronderstelling op ontoereikende gronden berust. Maar de toelichting bij de jaarrekening schoot tekort. Zo was het eigen vermogen negatief en was er een aanzienlijk negatief liquiditeitssaldo. In de toelichting op de jaarrekeningen wordt hier met geen woord over gerept. ‘Aldus is niet aannemelijk geworden dat een gerichte analyse per rechtspersoon is gemaakt van de mogelijkheid om te komen tot duurzame voortzetting van het geheel van de werkzaamheden van de desbetreffende rechtspersoon en evenmin dat de toelichting bij de jaarrekening daarop is gebaseerd.’
Op basis hiervan kwam de tuchtrechter tot de maatregel van waarschuwing.
[14/2715] (Door: Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle)