Accountant krijgt in hoger beroep alsnog waarschuwing opgelegd

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft een RA in hoger beroep de maatregel van waarschuwing opgelegd. Het CBb vernietigt daarmee een eerdere uitspraak van de Accountantskamer die in 2015 oordeelde dat de tuchtklacht tegen de RA weliswaar (gedeeltelijk) gegrond was, maar dat er toch geen maatregel opgelegd hoefde te worden.

Tegen de RA was een tuchtklacht ingediend door een CV, waarvoor de accountant zowel als bestuurslid/penningmeester en administratief dienstverlener handelde. De Accountantskamer verklaarde de klacht gedeeltelijk gegrond, maar er werd geen maatregel opgelegd. Samengevat oordeelde de tuchtrechter: “Mede gezien het feit dat betrokkene zijn werkzaamheden niet als openbaar accountant, maar als accountant in business heeft verricht en dat in het geheel niet is gebleken dat betrokkene de gebruikers van de exploitatieverslagen, te weten de leden van de CV, daarmee op het verkeerde been heeft gezet, laat staan heeft willen zetten, is de Accountantskamer van oordeel dat in deze kan worden volstaan met gedeeltelijke gegrondverklaring van de klacht zonder oplegging van een maatregel.”

Maar het CBb is het niet eens met deze coulance van de Accountantskamer. In het vonnis lezen we: “De Wtra voorziet niet uitdrukkelijk in de mogelijkheid om bij een gegrondverklaring van een klacht af te zien van het opleggen van een maatregel. Het College leidt hieruit af dat de Wtra ertoe strekt dat bij (gedeeltelijke) gegrondverklaring van een klacht – waaraan immers het oordeel vooraf gaat dat de betrokkene tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld – in beginsel een maatregel wordt opgelegd. Van dit beginsel kan worden afgeweken, maar dit dient beperkt te blijven tot gevallen waarin sprake is van een zodanig geringe verwijtbaarheid van het handelen of nalaten van een accountant of waarin de verwijtbare gedraging anderszins van zodanig geringe betekenis is gelet op de specifieke omstandigheden van het geval dat oplegging van een maatregel niet is aangewezen. Naar het oordeel van het College is hier van een dergelijk geval geen sprake.”

Het CBb vervolgt: “Hiertoe is in aanmerking genomen dat betrokkene niet alleen niet heeft voldaan aan een aantal formele vereisten, maar dat hij ook ten aanzien van de waarderingsbeginselen enkele fouten heeft gemaakt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Deze fouten betreffen onder andere het boeken van een bankschuld aan de debetzijde van de balans en het in mindering brengen van de vooruit ontvangen parkbijdragen op de vorderingen. Anders dan de Accountantskamer ziet het College geen aanleiding om het opleggen van een maatregel achterwege te laten. Alle feiten en omstandigheden bezien is het College van oordeel dat in deze zaak de maatregel van waarschuwing passend en geboden is.”

Lees ook:

Gerelateerde artikelen