Accountant: klager richt zijn pijlen op de verkeerde
Zaaknr. 18/1114
De accountant heeft zich naar zijn zeggen in het geheel niet bemoeid met de zaken waarvoor de klager hem verantwoordelijk houdt.
Volgens de klager heeft de accountant steken laten vallen in twee zaken. De eerste behelst zijn belastingaangiften 2010-2014. Daarin zijn de buitenlandse pensioenen van de klager meegeteld voor de heffingsgrondslag voor de premie Zorgverzekeringswet. Klager is het daar niet mee eens.
Die aangiften zijn echter niet door de accountant gedaan, maar door collega’s van de belastingpoot van het kantoor waar de accountant werkzaam is. “Ik heb daar geen enkele betrokkenheid bij gehad en ben ook niet als direct eindverantwoordelijke aan te merken”, stelde de accountant. De belastingadviseurs vallen onder het fiscaal tuchtrecht.
De accountant voegde nog toe dat de klager de aangiften bovendien zelf heeft ondertekend voordat ze naar de Belastingdienst waren verstuurd. Dat klopt, reageerde deze. “Maar als je bij dit kantoor iets wilt controleren, gaan ze direct steigeren”, aldus de klager.
Ook hebben de rechtbank Zeeland-West Brabant en het Gerechtshof in Den Bosch zich inmiddels over deze kwestie gebogen. Beide instanties bepaalden dat de buitenlandse pensioenen onder de heffingsgrondslag voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet dienen te vallen.
De klager houdt de accountant tevens verantwoordelijk voor een invorderingsprocedure die het kantoor tegen hem is begonnen omdat hij de rekeningen niet had betaald; er is onder mee beslag gelegd op zijn auto en andere bezittingen. De rechtbank Limburg gaf daar toestemming voor.
Klager toonde zich daarover zeer ontstemd. Hij sprak van een ‘nepvonnis’ en ‘neprechters’. Het accountantskantoor noemde hij ‘crimineel’.
Ook bij deze invorderingsprocedure heeft de accountant naar diens zeggen ‘geen enkele betrokkenheid gehad’.
Voor het kantoor waren de onbetaalde rekeningen maart 2017 reden de cliëntrelatie met de klager en diens BV schriftelijk te beëindigen.
Overigens zat er tussen de stukken wel een door de aangeklaagde accountant ondertekend briefje, signaleerde de voorzitter van het tuchtcollege. Klopte het dan wel dat hij helemaal niets met de aangiftes te maken had gehad? Dat briefje was de accountant ontgaan, vertelde deze. Het bleek een schrijven uit oktober 2014 waarin klager werd gevraagd bescheiden zo spoedig mogelijk aan te leveren. Niets inhoudelijks dus, concludeerde de accountant. Daar dacht de klager duidelijk anders over. Furieus: “Alleen dit briefje bewijst al dat de aangiftes onder zijn leiding zijn gedaan.”
Vonnis over ongeveer vijftien weken.
Auteur: Jan Smit/Juridisch Persbureau Zwolle