‘AA informeerde opzettelijk onjuist en onvolledig’
Door Jan Smit
Zaaknr. 20/1292
Handelde klager, zoals de gedaagde AA beweerde, uit persoonlijke rancune? Of heeft de accountant klager opzettelijk onjuist en onvolledig geïnformeerd en hem ook nog eens geschoffeerd?
Die kwestie lag maandag op het bordje van de Accountantskamer.
De zaak draait om de turboliquidatie van een reclamebureau uit Rotterdam in 2019. Klager, bedrijfsjurist en fiscalist van professie, vertegenwoordigt een van de vermeende crediteuren van dit bedrijfje.
Omdat klager de eigenaren van het reclamebureau maar ‘bleef bestoken met e-mails’ besloten zij de AA in te schakelen. De accountant, een specialist op het gebied van saneringen en recovery, stuurde klager in reactie op diens vragen een aantal korte mailtjes. Volgens klager heeft de AA hem daarin opzettelijk onjuist en onvolledig geïnformeerd. Ook heeft klager de inhoud van de e-mails ervaren als ‘onfatsoenlijk’, vertelde hij tijdens de zitting.
De AA mailde klager in juli 2019 dat de cliënt van klager een betalingsvoorstel tegemoet kon zien. Een maand later kreeg klager te horen dat er geen baten meer waren en er voor deze cliënt niets meer overbleef.
Klager mailde de accountant daarop naar eigen zeggen een aantal nieuwe ‘vragen’. Die bleven onbeantwoord. Het was niet zijn taak om deze te beantwoorden, aldus de AA; hij was slechts ingehuurd om de claim van een crediteur af te wikkelen, die van de cliënt van klager. Door klager te informeren dat de vordering werd bestreden had hij aan die opdracht voldaan.
Daar dacht klager duidelijk anders over. In een buurtkrantje las hij dit voorjaar dat het failliete reclamebureau een doorstart zou hebben gemaakt. Het nieuwe bedrijfje zou voor de klantenportefeuille goodwill hebben betaald. Klager meende dat hij een vordering had en dat een eventuele opbrengst vanuit de verkoop van die portefeuille hem toe zou moeten komen. Klager neemt het de accountant kwalijk dat hij hem destijds niet over deze doorstart heeft geïnformeerd. Volgens klager had dat wel op zijn weg gelegen.
Dat de AA, zoals deze zelf zegt, slechts een bijrol zou hebben gehad, klopt niet volgens klager. Hij refereerde aan een mail uit mei 2019 waarin de accountant schrijft dat ‘wij na intensief overleg hebben besloten dat een liquidatie onafwendbaar is’. Alleen dat woordje wij duidt er volgens klager al op dat de accountant nauw bij (de aanloop naar) de liquidatie betrokken was.
Onzin, reageerde Marjolein van den Boogerd, de advocaat van de AA. “Klager schetst een beeld louter op basis van aannames en vermoedens. In de mail die hij aanhaalt zijn bijvoorbeeld helemaal geen vragen gesteld; er staat niet een vraagteken in.”
Van een ‘doorstart’ zou haar client destijds niet hebben geweten. Pas toen klager zich dit voorjaar opnieuw bij hem meldde met de mededeling dat hij een tuchtklacht zou gaan indienen, kwam hem dit voor het eerst ter ore, aldus Van den Boogerd.
Volgens Van den Boogerd heeft klager eigenlijk helemaal geen zaak. Ze refereerde aan een uitspraak in een door klager tegen de eigenaren van het geliquideerde reclamebureau aangespannen kort geding. De eigenaren bepleitten daarin dat klagers cliënt helemaal geen vordering meer zou hebben op het reclamebureau. De rechtbank gaf hen daarin gelijk.
De tuchtrechters voelden de accountant vervolgens nader aan de tand. Wat was nu precies zijn rol geweest in deze zaak, wilde de voorzitter weten. Had deze zich beperkt tot het treffen van een regeling met één crediteur? Of had hij de eigenaren breder geadviseerd? Dat laatste, leerde diens antwoord. “Ze zaten in de financiële problemen. Op basis van de cijfers en mogelijkheden heb ik met ze gespard. Ook een turboliquidatie is daarbij aan de orde geweest.”
Had de AA ook gecheckt of er, zoals hij klager mailde, daadwerkelijk geen baten meer waren?, informeerde een ander lid.
“Nee,” antwoorde de accountant.
“Dat was ook helemaal niet zijn taak,” vulde Van den Boogerd aan. “Hij was niet ingeschakeld als AA, maar als sanerings- en recoveryspecialist. Hij heeft slechts het verweer van zijn opdrachtgevers verwoord.”
De accountant hield vol dat hem geen blaam treft. “Als ik hier zo zit, denk ik: ik ben in een verkeerde film terechtgekomen. Klager wordt gedreven door persoonlijke rancune tegen een van mijn opdrachtgevers. Toen hij in het buurtkrantje las over de doorstart, dacht hij: en nu is het mooi geweest. Alleen daarom zit ik nu hier.”
Uitspraak binnen vijftien weken.