Accountant ‘faalde als deskundige bij boedelscheiding’
Een accountant die door de rechtbank in Utrecht als deskundige was aangewezen in een boedelscheiding, heeft gefaald. Dat betoogde de raadsvrouw van een van beide voormalige echtelieden maandag voor de Accountantskamer.
Centraal in de klacht stond een taxatierapport van een makelaar. In diens rapport werd de waarde van de tandartspraktijk van de ex-partner van de klager de helft lager ingeschat dan de boekwaarde. Het leidde tot tien gerichte vragen van de klager aan de accountant, maar die werden nooit beantwoord. Het ging om een ‘onmogelijke afwaardering’, zei de raadsvrouw. ,,Van een waarde van 1,5 miljoen euro werd het afgewaardeerd tot 0,8 miljoen euro.” Volgens de advocaat had de deskundige de taak om deugdelijk onderzoek te doen naar de discrepantie tussen de taxatie- en de boekwaarde. Volgens haar besloot de rechtbank in Utrecht uiteindelijk dat een andere deskundige het werk opnieuw moest doen. Dit leidde tot de nodige schade voor de klaagster.
De RA was er altijd vanuit gegaan dat de makelaar was ingesteld door beide partijen. Pas in de tuchtprocedure leerde hij dat de klaagster geen zeggenschap heeft gehad in het in de hand nemen van de makelaar. Dat de getaxeerde waarde lager was, kwam hem niet onbekend voor. Bij taxaties van tandartspraktijken bleek wel vaker dat na nieuwbouw of een verbouwing de waarde van de praktijk daalde. ,,Ik had vertrouwen in het werk van de makelaar.” Hij zag geen aanleiding om antwoorden op vragen van de klaagster in zijn rapport te verwerken.
Het is echter de vraag wat de Accountantskamer met het dossier kan. Veel stukken ontbraken. Zo had de tuchtrechter niet de beschikking over de beslissing van de rechtbank in Utrecht om de deskundige aan te stellen. Evenmin had de Accountantskamer stukken over het besluit een nieuwe deskundige aan te stellen.
Vonnis begin volgend jaar.
Zaaknummer: 14/1264
Michiel Satink / JPZ