Accountant doorgehaald voor onzorgvuldig handelen bij waardering

De accountant die aandelen in een erfenis bijna 1,5 miljoen euro lager waardeerde dan uit een eerder rapport bleek, is voor de duur van drie maanden doorgehaald.

Zaaknr. 18/921

Aan deze uitspraak ging vooraf: Verschil van 7 ton in waardering aandelen leidt tot tuchtzaak

De Accountantskamer meent dat de beklaagde niet objectief handelde. Hij hield slechts de belangen van zijn cliënt in de gaten.

Nadat de vader overleed wilde de zus haar aandelen in de familie-holding overdoen aan haar broer. Het aandelenpakket werd aanvankelijk gewaardeerd op 5 ton, een tweede deskundige kwam op 7 ton. De broer vroeg vervolgens de registeraccountant om ook met een rapport te komen. Hij waardeerde de aandelen op min 757.000 euro. 

Op verzoek van de zus om de stukken waarop de accountant zich baseerde, te overleggen, beriep de beklaagde zich op zijn geheimhoudingsplicht. De klaagster had echter als aandeelhouder aanspraak op inzage in de jaarrekeningen. De accountant had moeten onderzoeken of zijn opdrachtgever – de broer van de klaagster – bereid was hem toestemming te verlenen aan de klaagster de stukken te geven, vond de Accountantskamer. Door dat niet te doen en simpelweg te verwijzen naar zijn geheimhoudingsplicht heeft de accountant niet zorgvuldig gehandeld.

De belangrijkste klacht was gericht tegen de door de accountant opgestelde waardering van de aandelen. Volgens de tuchtrechter had de accountant in zijn rapport moeten melden welke methode of maatstaven hij gebruikte om tot zijn waardering van de aandelen te komen. Aan die eis is niet voldaan. Verder schrijft de accountant in zijn rapport dat de holding verplichtingen heeft ten opzichte van de broer op grond van pensioenaanspraken. Essentiële documenten uit het pensioendossier ontbreken in de stukken, maar welke dat zijn, vermeldde de beklaagde niet. “Datzelfde geldt voor de vermelding dat de mogelijke fiscale claim in verband met het verschil tussen de commerciële en fiscale waarde van deze pensioenvoorziening minimaal 1.500.000 euro bedraagt'', schrijft de tuchtrechter in het vonnis. 

Vervolgens schrijft de accountant “dat de dotatie aan de pensioenvoorziening ten laste van het resultaat 437.965 euro moet bedragen'', maar hoe hij tot die berekening kwam, staat er niet in. Verder is in het rapport vermeld dat een vordering op klaagster mogelijk geheel of gedeeltelijk oninbaar zal blijken te zijn. “In verband daarmee is in het rapport een voorziening van 100 procent aangenomen. Niet alleen ontbreekt in het rapport daarvoor een duidelijke motivering'' die de Accountantskamer wel had verwacht, ook bleek op de zitting dat hij een ondeugdelijke grondslag had gebruikt. Ook het schatten van vervangingsinvesteringen zonder enige verklaring kan niet door de beugel, vond de tuchtrechter. Het staat niet zonder meer vast dat die vervanging “invloed heeft op het vermogen van de Holding en daarmee op de waarde van de aandelen.''

'Ongepaste beïnvloeding'
De manier waarop de accountant de opdracht uitvoerde en de wijze waarop hij blijft benadrukken dat de klaagster de tegenpartij van zijn cliënt is, duidt volgens de Accountantskamer meer op ongepaste beïnvloeding door de opdrachtgever dan op afwegingen gemaakt door de betrokkene zelf. Hij handelde in strijd met de beginselen van vakbekwaamheid, zorgvuldigheid en objectiviteit. De resultaten van zijn rapport tonen volgens de tuchtrechter dat de beklaagde alleen oog heeft gehad voor de belangen van zijn opdrachtgever. Vandaar dat de maatregel van tijdelijke doorhaling van de duur van drie maanden wordt opgelegd.

Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle 

Gerelateerde artikelen