Accountant doorgehaald voor boekingsverschil van half miljoen
Zaaknr. 20/1894
De bedrijven waarvan hij bestuurder was registreerden tussen 2012 en 2015 ruim een half miljoen euro te weinig omzetbelasting. Al in 2013 constateerde hij een verschil, maar hij deed er verder niets mee.
De betrokken accountant is door de tuchtrechter voor een maand geschorst. Dat hij de aangiften opzettelijk onjuist indiende, kon niet bewezen worden door een deal die de accountant sloot met het Openbaar Ministerie.
Strafzaak afgewend
De accountant was met een zakenpartner bestuurder van meerdere BV's die onder 1 groep vielen. Twee van de bv's handelden in auto's. Vanaf 2015 verslechterde de financiële situatie bij de ondernemingen. De Belastingdienst startte in de loop van 2014 een boekenonderzoek die uiteindelijk enkele jaren zou duren. Aanvankelijk richtte de fiscus zich op de jaren 2011 tot en met 2013 maar later werd dit uitgebreid tot en met boekjaar 2015. Er bleken grote verschillen te zijn tussen de aangiften omzetbelasting en de boekingen gedaan in administratieprogramma Snelstart.
In de boekjaren 2012 tot en met 2015 is ruim 580.000 euro te weinig omzetbelasting aangegeven. Vanwege de ernst van de feiten werd in 2017 een strafrechtelijk onderzoek gestart. De accountant kreeg uiteindelijk een 'transactievoorstel', wat neer komt op een forse boete. Hij accepteerde dat voorstel, waarmee hij een strafzaak wist te voorkomen. Wel hield de FIOD bij die afspraak het recht voor om alsnog een tuchtklacht in te dienen. Het Openbaar Ministerie deed dit vervolgens alsnog, maar met het niet doorzetten van een strafzaak kan niet bewezen worden dat de accountant de aangiftes opzettelijk onjuist indiende, zo oordeelde de Accountantskamer.
Het OM stelde zelf al dat bij de accountant het oogmerk van belastingfraude afwezig was. Maar de vraag of er dan sprake was van voorwaardelijke opzet – het aanvaarden van het risico op die fraude – is er een voor de strafrechter, niet voor een tuchtrechter, zo meent de Accountantskamer. Daarmee vervalt de zwaarste klacht die tegen de accountant is ingediend. De accountant heeft overigens erkend dat over de jaren 2014 en 2015 sprake was van een verschil ten nadele van de Staat “van ruim 346.000 euro tussen de door hem gedane aangiften omzetbelasting enerzijds en de auditfiles en grootboekkaarten anderzijds'', schrijft de Accountantskamer in het vonnis.
Door dit verschil te laten voortbestaan handelde hij in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Hij had onvoldoende oog voor zijn administratieve verplichtingen. Bij het opstellen van de jaarrekening 2013 ontdekte hij een fors verschil op het punt van de omzetbelasting. Hij meldde deze 'mismatch' wel, maar toen de fiscus om een onderbouwing en om specificaties vroeg van de aangiften omzetbelasting over de jaren 2011 tot en met 2013, kwam er niets. Ook daarna greep hij niet in. Zijn focus lag op de groei van de ondernemingen, was zijn verweer. Het was echter wel zijn taak en zijn verantwoordelijkheid om juiste aangiften te doen, vindt de tuchtrechter.
De Accountantskamer vindt de tijdelijke doorhaling voor een maand passend, ook omdat de accountant niet de indruk gaf dat hij zich verantwoordelijk voelde voor het doen van juiste aangiften.