Accountant die zich in ‘wespennest’ stortte treft geen blaam
Zaaknr. 18/606
De accountant die de opdracht aanvaarde voor het vervaardigen van de jaarrekening van een agrarisch familiebedrijf waarvan de eigenaren gebrouilleerd zijn, heeft daarmee niet gehandeld in strijd met de beroeps- en gedragsregels.
Dit blijkt uit het vonnis dat Accountantskamer maandag publiceerde naar aanleiding van de klacht van een van de drie eigenaren van deze onderneming.
Over deze zaak publiceerde wij:
– Accountant had ‘wespennest’ moeten mijden
De tuchtzaak draaide om een agrarisch familiebedrijf uit De Peel. Klager runde deze onderneming, die bestond uit een varkens- en rundveehouderij en een nertsentak, samen met zijn broer en zus. Klager was verantwoordelijk voor de varkens- en rundveehouderij, zijn broer voor de nertsen. De zus was niet binnen het bedrijf actief.
Nadat moeder in 2007 overleed, besloten vader en de kinderen het bedrijf op een fiscaal zo voordelig mogelijke manier op te splitsen tussen de kinderen. Dat vergde een herstructurering, waarbij onder meer de persoonlijke ondernemingen van de kinderen eerst moesten fuseren. Die herstructurering leidde tot onenigheid. Dit werd nog eens versterkt door het verbod op de pelsdierhouderij per 1 januari 2013.
Begin 2018 kwam de beklaagde accountant in beeld. Hij aanvaardde, na uitgebreid overleg met collega’s en de compliance officer van het accountantskantoor, de opdracht om een geconsolideerde jaarrekening te maken van het moederbedrijf over 2017. Die moest dienen als basis voor de splitsing. Voor een samenstelling of vennootschappelijke jaarrekeningen waren eenvoudig te weinig gegevens beschikbaar. Bovendien: samenstellen kan alleen als er gecontroleerde jaarrekeningen beschikbaar zijn over de voorgaande jaren. Die waren er niet.
Volgens de klager had de accountant de opdracht daarom nooit mogen accepteren. Daar was de accountant het duidelijk niet mee eens. Klager had volgens hem begin maart 2018 nota bene met zijn handtekening bekrachtigd dat hij alle benodigde gegevens zou overhandigen.
Omdat de geconsolideerde jaarrekening 2017 uit bleef, sommeerde klager de accountant medio maart 2018 via de mail. De accountant vroeg respijt. Voor klager reden een procedure op te starten bij de Accountantskamer. Niet lang daarna legde de accountant zijn werkzaamheden stil.
De accountant kreeg in de maanden daarop de nodige informatie, maar volgens hem was dit ontoereikend. Klager beriep zich daarop op het feit dat hij geen toegang had tot de boekhouding van het moederbedrijf en wegens een gebiedsverbod niet op het hoofdkantoor mocht komen. Daarom kon hij niet alle gevraagde gegevens aanleveren. Hij vond bovendien dat de accountant zich voor het karretje van zijn broer en zus had laten spannen.
De klager verweet de accountant gebrek aan objectiviteit; hij zou zijn oren teveel hebben laten hangen naar zijn broer en zus. Ook had de accountant, gezien het ‘wespennest’ waarin hij belandde, de opdracht nooit mogen aanvaarden.
Het tuchtcollege heeft de klacht op alle onderdelen afgewezen. De opdracht was wel rechtmatig. Immers zij was door de twee bestuurders van de holding ondertekend. Van een gebrek aan objectiviteit was ook geen sprake. De accountant is opgetreden namens de holding en niet namens de broer en zus in privé, aldus de uitspraak.
Auteur: Jan Smit/Juridisch Persbureau Zwolle