Accountant berispt voor waslijst tekortkomingen
Zaaknr. 19/1730
Over deze zaak schreven wij eerder: 'Onvoldoende onderzoek na verdenking van fraude'
De schijn van belangenverstrengeling werd onvoldoende vermeden, hij deed te weinig onderzoek naar aanwijzingen voor fraude en nam een onjuiste verklaring op in het accountantsverslag. Om al deze tekortkomingen heeft de Accountantskamer een accountant berispt.
De tuchtzaak was aangespannen door een oud-directeur van de Koninklijke vereniging Warmbloed Paardenstamboek Nederland (KWPN). Hij werd in 2018 ontslagen nadat er een conflict binnen de directie van de KWPN was ontstaan. Hij wees de controlerend accountant op mogelijke gevallen van fraude. Een van de punten op zijn lijst was dat inkoopfacturen ondertekend moeten worden door de beide directeuren. Maar in veel gevallen stond zijn handtekening er niet onder.
Ook vond hij het bezwaarlijk dat het interim-hoofd van de afdeling financiën van de fokkerij-organisatie van hetzelfde accountantskantoor als de beklaagde was. Dat het bestuur van de paardenorganisatie er geen probleem in zag, wil niet zeggen dat de accountant zich daarachter mocht verschuilen, vond hij.
Volgens de raadsman van de accountant was de rol van van het hoofd financiën beperkt. De accountant zelf trachtte alles zo zuiver mogelijk te houden. Bovendien deed hij wel degelijk onderzoek naar de tekortkomingen zoals genoemd door de oud-directeur. Maar waarom wachtte hij een forensisch onderzoek, ingesteld in opdracht van het bestuur, dan niet af?
Dat laatste vraagt de Accountantskamer zich in haar uitspraak af. Bij dergelijke aanwijzingen voor fraude had hij het bestuur moeten vragen welke acties ondernomen zijn. Bovendien had hij de uitkomsten daarvan in de gaten moeten houden. Hij moet een onderzoekende instelling hebben en hij moet alert zijn op “omstandigheden die kunnen duiden op eventuele afwijkingen die het gevolg zijn van fouten of fraude'', zo vindt de tuchtrechter. Hij had aanvullende informatie moeten inwinnen. De accountant liet na meer aandacht te besteden aan het forensisch onderzoek. Hij onderzocht niet welke opdracht het bestuur aan de forensisch accountant had verstrekt en of dat van invloed kon zijn op de controle. Ook wachtte hij de uitkomsten van het forensisch onderzoek niet af. Sterker nog: voordat dit onderzoek was afgerond, verstrekte hij zijn goedkeurende verklaring bij de jaarrekening.
Fraudeonderzoek
Wel deed de accountant onderzoek naar autorisaties van inkoopfacturen. Hij doorzocht facturen met een inkoopwaarde van boven de 10.000 euro. “Dat betrokkene tijdens dit onderzoek geen indicaties voor fraude is tegengekomen, betekent niet dat hij de uitkomsten van het forensisch onderzoek niet hoefde af te wachten, zoals betrokkene heeft gesteld'', vindt de tuchtrechter.
Een forensisch onderzoek is namelijk diepgravender dan controlewerk, zodat hij niet op voorhand vast mocht stellen dat ook de forensisch accountant geen fraude zou aantreffen. Hij had moeten concluderen dat hij over onvoldoende controle-informatie beschikte en “daarmee dat de controle nog niet was afgerond zolang het forensisch onderzoek nog niet was afgerond''. Ook faalt zijn verweer dat de uitkomsten van dit forensisch onderzoek niet konden leiden tot afwijkingen van materieel belang. Een accountant moet rekening houden met afwijkingen, of deze materieel belang zijn of niet, als deze het gevolg van fraude kunnen zijn. Dat de forensisch accountant geen integriteitsschendingen constateerde, maakt dat niet anders, aldus de Accountantskamer.
Ook vermeldde hij in het accountantsverslag dat de directie bevestigde dat er zich geen fraudegevallen hebben voorgedaan. Was dat daadwerkelijk zo? Het begeleidend schrijven was in afwijking van voorgaande jaren ondertekend door de voorzitter van het bestuur, niet door een van de directeuren. De accountant wist dat de twee directeuren het niet eens waren met elkaar. Hij had dus duidelijk in het verslag moeten melden dat hij het met 'ondertekend door de directie' bedoelde dat de krabbel door het bestuur van de vereniging gezet was. Hij wist dat er binnen de directie geen consensus bestond: daarom mocht hij niet zonder meer uitgaan van de bevoegdheid van de mededirecteur om zijn akkoordverklaring namens de gehele directie te doen.
Schijn van belangenverstrengeling
De tuchtrechter vindt ook dat hij had moeten concluderen dat hij de controle-opdracht niet kon uitvoeren uit oogpunt van een schijn van belangenverstrengeling. Het interim hoofd financiën werkte voor hetzelfde accountantskantoor en heeft materiële invloed gehad op de jaarrekening. Dat leverde de schijn van belangenverstrengeling op. Hij trof onvoldoende waarborgen om deze bedreiging weg te nemen. De tuchtrechter komt tot een berisping mede omdat de accountant niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel kreeg.