Lessen uit het tuchtrecht: vriendendienst (of niet)
Door Jan Smit
AccountantWeek doet wekelijks verslag van zittingen en vonnissen van de Accountantskamer. In ‘Lessen uit het tuchtrecht’ leggen we iedere maand een markante uitspraak voor aan een (ervarings)deskundige. Waarom is dit vonnis bijzonder? Wat kunnen accountants ervan opsteken? Dit keer een schorsing van drie maanden voor een RA die voor een vriendin die in een scheiding ligt een rapport maakte over de verdiencapaciteit van haar (ex)-man. Expert Alex Boxum licht de uitspraak toe.
De casus – zaaknr. 18/1865
– De zaak: RA adviseerde ‘kennis’ bij vechtscheiding
– De uitspraak: Schorsing voor RA die 'kennis' adviseerde bij scheiding
De RA leerde de ‘vriendin’ kennen via zijn partner. Die ontmoette de vrouw en de man (klager) in 2017 in Portugal tijdens haar vakantie. De dames raakten bevriend. Ze gingen onder meer samen een weekendje naar Terschelling. Daarbij was ook de RA aanwezig. Ergens in het voorjaar vertelde de vrouw dat ze wilde scheiden. Of de RA haar niet met een paar financiële zaken wilde helpen.
De man en vrouw waren op huwelijkse voorwaarden getrouwd. De vrouw wilde onder meer weten hoeveel alimentatie zij zou kunnen krijgen. Haar man is als zelfstandige actief als calculator in de bouw. Daarnaast verhuurt hij wat onroerend goed. Kon de RA met zijn deskundige oog niet eens kijken hoeveel hij hier nu precies mee verdiende? Dan kon die analyse dienen als onderbouwing voor een voorzieningsverzoek voor alimentatie.
De RA nam de opdracht aan. Via de advocaat van de vrouw kreeg hij de jaarstukken van de holding van de man. Op basis van de balans en de winst en verliesrekening 2017 bepaalde hij vervolgens wat de kasstroom zou kunnen zijn. Zijn conclusie: de man had op jaarbasis netto zo’n 74.000 euro beschikbaar voor privé-uitgaven.
Volgens de klager was dit grotendeels nattevingerwerk. De Accountantskamer ging hierin mee. Volgens de tuchtrechters ontbeert het rapport een deel van de informatie waarop de conclusies zijn gebaseerd. Daarnaast staat er informatie in die de RA zelf niet heeft geverifieerd.
Volgens het tuchtcollege vertoonde de werkwijze van de accountant ‘ernstige tekortkomingen’. Daardoor ontberen het rapport en de conclusies ‘in meerdere opzichten een deugdelijke grondslag’.
Verder had de accountant zich moeten afvragen of de vriendschap een bedreiging vormde voor het zich houden aan het fundamentele beginsel van objectiviteit. Gelet op de belangen van de ‘vriendin’ bij de uitkomst van de zaak kon volgens de Accountantskamer ‘niet worden uitgesloten dat de betrokkene zich bij zijn afwegingen ongepast liet beïnvloeden’. De RA heeft volgens het oordeel ‘onvoldoende waarborgen getroffen’ om te voorkomen dat zijn objectiviteit in het gedrang zou komen.
Wat vind je van de uitspraak?
Boxum: “De rechter verwijt de accountant dat hij de werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd – onvoldoende zorgvuldig – en zich ongepast heeft laten beïnvloeden – onvoldoende objectief is geweest. Ik kan dit goed plaatsen. Een accountant is 24 uur per dag accountant. Dit betekent dat hij zich 24 uur per dag aan het fundamentele beginsel van professionaliteit moet houden. Wanneer hij werkzaamheden verricht waarvoor hij zijn vakkennis gebruikt – iets wat lijkt op accountantswerkzaamheden – dan gelden de fundamentele beginselen altijd. Ook als het een vriendendienst betreft. In deze zaak gaat het om een accountant die in zijn vrije tijd als nevenwerkzaamheid iets doet waar hij zijn vakkennis als accountant voor moet gebruiken. Hij voert een professionele dienst uit. Dus gelden alle fundamentele beginselen, ook die van objectiviteit en zorgvuldigheid.”
Maar het tuchtcollege zegt ook: zo’n vriendendienst is voor een accountant niet a priori een brug te ver…
“Nee, mits je voldoende waarborgen treft. En daar ontbreekt het in deze casus aan.’’
Waarom zijn die waarborgen zo belangrijk?
“Het gaat hier om een rapportage door een accountant. En accountant is een beschermd beroep. Wat een accountant vindt, neemt de maatschappij mogelijk voor waar aan. Kijk, dit mag dan geen assurance opdracht zijn, de gebruikers ontlenen er (als gevolg van betrokkenheid van een accountant) mogelijk wel zekerheid aan.”
Hoe waarborg je die objectiviteit?
“Je kunt iemand laten meekijken, een compliance officer of een andere opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordelaar. En je moet de opdracht goed inkaderen. Bepalen en vastleggen: dit doe ik wel, dit niet. Om even terug te gaan naar de zaak: inlichtingen krijgen van de opdrachtgever en iets aflezen uit de jaarrekening is niet voldoende. Dat zijn cijfers uit het verleden. Kijk bijvoorbeeld naar de toekomstige kasstroom, naar actuele marktontwikkelingen, benchmark met branchegenoten. En leg je bevindingen voor aan de betrokkenen.”
Hoe kijken accountantskantoren hier tegenaan?”
“Accountants worden veel gevraagd voor allerhande bestuursfuncties et cetera. Dat is ook waarom veel kantoren beleid hebben op dit gebied. Veelal luidt dit beleid dat het wel mag, maar dat het eerst moet worden voorgelegd aan bijvoorbeeld de compliance officer. Laatstgenoemde bekijkt dan in hoeverre de geplande nevenfunctie in strijd is met de wet- en regelgeving, bijvoorbeeld de Vordering inzake onafhankelijkheid accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en of de nevenfunctie gepland is bij een organisatie die bijvoorbeeld een minder goede naam en faam heeft.”
En hoe staan jullie hierin als V&A accountants-adviseurs?
“Wij hebben niet over alle onderwerpen een kantoorstandpunt maar delen veel praktijkcases met elkaar. Mijn advies is: heeft iemand een directe relatie met een klant, laat bij non-assurance opdrachten diegene buiten het team. Soms zijn ook aanvullende maatregelen noodzakelijk. Bij assurance opdrachten ligt dat gecompliceerder. Het is vaak beter om zo’n opdracht dan niet aan te nemen.”
Drs. Alex Boxum RA EMITA is hoofd Training en Compliance bij V&A accountants-adviseurs. Hij heeft veel ervaring met wet- en regelgeving en compliance binnen de accountancy. Boxum werkt aan deze rubriek mee op persoonlijke titel.