Aansprakelijkheid voor door fiscale eenheid verschuldigde btw-schuld
Een bv maakt sinds 20 oktober 2003 met een holding deel uit van een fiscale eenheid. Tot de fiscale eenheid hebben drie vennootschappen behoord die in mei 2012 failliet zijn gegaan.
De bv is op grond van artikel 43, lid 1, IW 1990 aansprakelijk gesteld voor aan de fiscale eenheid opgelegde niet betaalde naheffingsaanslagen omzetbelasting over het eerste en tweede kwartaal van 2012. Hof Amsterdam achtte dat terecht.
Dat de betreffende naheffingsaanslagen zien op btw-schulden van vennootschappen die ten tijde van het geven van de aansprakelijkheidsbeschikkingen failliet waren en geen deel meer uitmaakten van de fiscale eenheid, doet hieraan volgens het Hof niet af. De inmiddels gefailleerde vennootschappen maakten immers deel uit van de fiscale eenheid toen de omzetbelasting waarvoor de bv aansprakelijk is gesteld, verschuldigd werd.
De bv betoogt in cassatie tevergeefs dat artikel 43, lid 1, IW 1990 onverenigbaar is met de Btw-richtlijn. Artikel 43, lid 1, IW 1990 beoogt te verzekeren dat btw die is verschuldigd geworden door een fiscale eenheid als belastingplichtige, na het opleggen van een naheffingsaanslag kan worden ingevorderd bij de natuurlijke personen en lichamen die de fiscale eenheid vormen en op wie civielrechtelijk bezien tezamen de belastingschuld rust. Gelet op dit doel, is niet voor redelijke twijfel vatbaar dat die maatregel strookt met artikel 193 Btw-richtlijn.
De rechtsgevolgen van het bestaan van een fiscale eenheid zijn ook met voldoende nauwkeurigheid wettelijk geregeld, aldus de Hoge Raad. De aansprakelijkheid voor door een fiscale eenheid verschuldigde omzetbelasting is niet strijdig met tot het Unierecht behorende beginselen van rechtszekerheid en evenredigheid.
De bv betoogt ook tevergeefs dat aansprakelijkstelling op de voet van artikel 43, lid 1, IW 1990 voor door een fiscale eenheid verschuldigde btw niet mogelijk is indien die fiscale eenheid ten tijde van het geven van de beschikking tot aansprakelijkstelling niet meer (in ongewijzigde vorm) bestaat. Dit betoog faalt, aangezien voor de aansprakelijkheid voor door een fiscale eenheid verschuldigde btw slechts van belang is of deze eenheid bestaat op het tijdstip waarop die belasting verschuldigd is geworden.
(Bron: Fiscanet)