AA berispt vanwege betrokkenheid bij dubieuze factuur
Volgens de tuchtrechter had de accountant voldoende twijfel moeten hebben over de juistheid van die factuur en het vermoeden moeten hebben dat met die factuur de waarheid geweld werd aangedaan. De AA had dan ook het in de VGC bedoelde conceptueel raamwerk moeten toepassen, wat hij heeft nagelaten.
Van de accountant had verwacht mogen worden dat hij niet kan worden aangemerkt als oneerlijk en ook dat hij niet in verband kan worden gebracht met onoprecht zaken doen. Een en ander leidt tot schending van de fundamentele beginselen van integriteit, deskundigheid en zorgvuldigheid (onderscheidenlijk vakbekwaamheid en zorgvuldigheid) en professioneel gedrag (onderscheidenlijk professionaliteit), als bedoeld in de VGC (onderscheidenlijk de VGBA).
Bij de beslissing omtrent het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel heeft de Accountantskamer er mede op gelet dat de AA over een langere periode in zijn te laken gedrag heeft volhard, ondanks herhaalde waarschuwingen van klaagster, en dat de accountant, naar hij ter zitting heeft erkend, op geen moment de risico’s, verbonden aan de door hem bepleite constructie onder ogen heeft gezien en met zijn cliënt heeft besproken. Ook ter zitting heeft de AA er geen blijk van gegeven in te zien dat hij anders had dienen te handelen. Een en ander leidt tot het oordeel van de Accountantskamer dat de AA eveneens het accountantsberoep in diskrediet heeft gebracht en op die wijze het voor hem geldende beginsel van professioneel gedrag heeft geschonden. Anderzijds is meegewogen dat de AA niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld. Alles overziende acht de Accountantskamer in deze klachtzaak de maatregel van berisping passend en geboden.