Afschaffing pensioen in eigen beheer: hoe werkt het?

Per 1 januari 2017 wordt het pensioen in eigen beheer (PEB) afgeschaft. Om knelpunten snel op te lossen, stelt staatssecretaris van Financiën Eric Wiebes het overgangsrecht voor. In 2017, 2018 of uiterlijk 2019 moet de directeur-grootaandeelhouder (dga) beslissen wat hij gaat doen met zijn tot 1 januari 2017 in eigen beheer opgebouwde pensioenaanspraken. Met praktijkvoorbeelden worden de fiscale gevolgen van de alternatieve mogelijkheden uitgelegd.

Een dga die vóór 1 januari 2017 pensioen in eigen beheer heeft opgebouwd kan het volgende doen met zijn pensioen: afkopen, omzetten in een oudedagsvoorziening bij de bv of premievrij maken. Als de dga kiest voor de eerst twee opties mag hij volgens het wetsvoorstel zijn pensioen eerst verminderen (afstempelen). Het pensioen wordt zodanig afgestempeld dat de commerciële waarde gelijk is aan de fiscale waarde op het moment van de afkoop of omzetting. Door het afstempelen vermindert de dga zijn opgebouwde pensioenaanspraken vaak voor meer dan de helft. De vermindering van het pensioen door afstempeling vindt fiscaal geruisloos plaats als dit op hetzelfde moment gebeurt als de afkoop of de omzetting in een oudedagsvoorziening.
De dga die gebruikmaakt van de afkoopregeling of PEB omzet in een oudedagsvoorziening moet de Belastingdienst hierover informeren. Ook moet de (voormalige) partner van de dga instemmen met de afstempeling en met de afkoop of omzetting in een oudedagsvoorziening. Afkoop of omzetting in een oudedagsvoorziening is ook mogelijk bij een pensioen in eigen beheer dat al is ingegaan.

Afkoop pensioen
Als de dga zijn pensioen heeft afgestempeld en afkoopt, moet hij over de fiscale waarde inkomstenbelasting betalen. Hij hoeft niet de volledige waarde aan te geven in box 1. Afhankelijk van het tijdstip van afkoop geldt een belastingkorting. Deze ziet er als volgt uit:

Afkoop in het jaar     Korting IB Belaste waarde
2017   34,5% 65,5%
2018  25,0% 75,0%
2019   19,5% 80,5%
2020 e.v. 0,0%  100,0%

De korting geldt alleen voor de waarde van het pensioen dat per ultimo 2015 in eigen beheer werd gehouden. De aangroei in 2016 mag de dga wel afkopen, maar daarover moet hij dan volledig belasting betalen. De dga moet, om voor de korting in aanmerking te komen, zijn hele in eigen beheer gehouden pensioen afkopen. Over de afkoopwaarde is de dga tot 2019 geen revisierente verschuldigd.

Voorbeeld
Een dga heeft in eigen beheer een oudedagspensioen opgebouwd van € 25.000 per jaar. De fiscale reserve voor dit pensioen bedraagt eind 2015 € 200.000 en eind 2016 € 220.000. De commerciële waarde bedraagt eind 2016 € 540.000. De dga besluit de opgebouwde aanspraak begin 2017 af te kopen. De dga moet de afkoopwaarde aangeven in zijn aangifte inkomstenbelasting 2017. Hij geeft hiervan in box 1 aan € 151.000 (= 65,5% van € 200.000 + € 20.000). Als de gemiddelde inkomstenbelastingheffing 50% bedraagt, betaalt de dga over de afkoopwaarde € 75.500 aan inkomstenbelasting. De rest is vrij besteedbaar vermogen. De bv moet loonheffing inhouden over € 151.000. Deze loonheffing kan de dga verrekenen met de inkomstenbelasting.

Omzetting in oudedagsverplichting
Dga’s die hun PEB niet kunnen of willen afkopen kunnen ook kiezen om hun pensioen fiscaal geruisloos om te zetten in een oudedagsverplichting bij de bv. Ook deze omzetting gaat tegen de fiscale waarde. Dat betekent dat ook in dit geval de dga een heel groot deel van zijn pensioenaanspraak prijsgeeft (afstempelt). Na de omzetting in een oudedagsverplichting kan de dga nog steeds besluiten deze af te kopen. Als dat gebeurt vóór 2020 is dezelfde kortingsregeling van toepassing als hiervoor beschreven. Ook hoeft hij geen revisierente te betalen.
De bv moet de oudedagsverplichting te zijner tijd omzetten in een lijfrente bij een bank, verzekeraar, beleggingsinstelling of -onderneming of zelf aan de dga een uitkering in termijnen doen. De uitkering in termijnen door de bv mag niet eerder ingaan dan vijf jaar voor de AOW-leeftijd van de dga en moet uiterlijk ingaan twee maanden na deze leeftijd. De duur van de uitkering is ten minste twintig jaar plus het aantal jaren dat de uitkering ingaat voor de AOW-leeftijd.

Voorbeeld
Dezelfde dga als hiervoor besluit zijn PEB begin 2017 om te zetten in een oudedagsverplichting bij de bv. In dat geval zet de bv de fiscale waarde van de pensioenverplichting begin 2017 om in een oudedagsverplichting. Deze verplichting bedraagt begin 2017 € 220.000. De bv moet deze verplichting wel jaarlijks oprenten met de marktrente. Uiterlijk op de AOW-leeftijd van de dga moet de bv de verplichting omzetten in een periodieke uitkering voor de dga.

Pensioen premievrij maken
Hiervoor is al aangegeven dat dga’s vóór 1 januari 2017 hun PEB premievrij moeten maken. Anders is de totale pensioenaanspraak per die datum belast. Zolang de dga zijn PEB daarna niet afkoopt of omzet in een oudedagsvoorziening bij de bv, blijft het PEB in stand. Het PEB groeit niet verder maar de dga en de BV blijven wel zitten met de knelpunten. Ook moet de bv de reserve jaarlijks actuarieel oprenten. In veel gevallen moet de bv ook rekening houden met indexatie van de opgebouwde premievrije aanspraken.

Let op!
Mede naar aanleiding van vragen uit de Tweede Kamer werd duidelijk dat voor de praktijk in sommige gevallen mogelijk te weinig tijd zal bestaan om vóór inwerkingtreding van de betreffende wijzigingen de nodige handelingen te verrichten. Daarom heeft staatssecretaris Eric Wiebes een extra periode aangekondigd waarin dga’s de laatste stappen kunnen zetten die nodig zijn om het PEB aan te passen aan de per 1 januari 2017 door te voeren wijzigingen. Deze termijn zal op drie maanden worden gesteld.

Paul Lavrijssen is pensioenadviseur bij Aegon Adfis.

Gerelateerde artikelen