Afwijzing cassatievoorstel onredelijke schatting

De staatssecretaris van Financiën gaat niet in cassatie tegen een uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over een niet redelijke schatting door de Inspecteur van de belastbare winst van een bv die haar vpb-aangifte niet had ingeleverd.

Een bv leverde haar aangifte vpb 2012 niet in. De Inspecteur heeft de aanslag ambtshalve vastgesteld naar een belastbare winst van € 1.000. Het belastbare bedrag is na verliesverrekening vastgesteld op nihil. Ook is een verzuimboete van € 2.460 opgelegd. De bv leverde alsnog haar aangifte in naar een belastbaar bedrag van -/- € 6.392. De aangifte is in behandeling genomen als bezwaar tegen de aanslag. In de voorgaande jaren was de fiscale winst steeds negatief. De Inspecteur handhaafde de aanslag en de bv ging in (hoger) beroep.

Het Hof oordeelde dat de bv de vereiste aangifte niet had gedaan en dat daarom de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard. De bv moet overtuigend aantonen dat en in hoeverre de uitspraak van de Inspecteur op het bezwaar onjuist was. Daarin is de bv volgens het Hof niet geslaagd. Dat neemt niet weg dat de aanslag moet berusten op een redelijke schatting. En dat was volgens het Hof niet het geval. Er was sprake van jarenlange negatieve resultaten en de Inspecteur had geen afdoende motivering gegeven waarom hij bij zijn schatting van die trend was afgeweken.

Dit oordeel van het Hof inzake de redelijke schatting geeft volgens de staatssecretaris niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan voor het overige, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet op zijn juistheid worden getoetst.
Gelet op hetgeen het Hof daaraan ten grondslag heeft gelegd, is het ook niet volstrekt onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Van het instellen van beroep in cassatie valt dan ook geen succes te verwachten, aldus de staatssecretaris.

Gerelateerde artikelen